Dammen, Domino en Trictrak
N. van Buuren
1879 1ste druk
1899 2e druk
Uitgever: G. B van Goor Zonen. Gouda


Blijkens de Nederlandse Staatscourant van 30.09.1879 is de 1ste druk rond juli/augustus van de pers gekomen en kostte destijds f 0,25. Deze druk blijft langere tijd tegen dezelfde prijs verkrijgbaar. In september 1885 vonden we onderstaande advertentie. Een vergelijkbare tekst is te vinden in Het Nieuws van de Dag d.d. 03.10.1885; 03.10.1887 en ook in het Venloosch Weekblad van 06.10.1888.


image1

De Tijd 18.09.1885


Een aantal afbeeldingen van de 1ste druk; bij de 2e druk wordt uitgebreider stilgestaan.
Qua inhoud bevatten beide drukken dezelfde teksten en diagrammen.


image2

image3 image4


In 1899 verschijnt de tweede druk, advertenties in Het Nieuws van de Dag van 13.10.1899 en 24.11.1899.


image5

Het Nieuws van de Dag 24.11.1899

image6

Volgens een advertentie in het Nieuws van den Dag van 24.09.1906 is de tweede druk nog steeds verkrijgbaar (deel van een advertentie):

image7 2

In 1908 verschijnt uiteindelijk de derde en laatste druk:

image8 2
image9 2
Hieronder vindt u een weergave van de teksten en diagrammen die op het damspel betrekking hebben. De teksten en diagrammen inzake Qui perd gagne zijn buiten beschouwing gelaten.

 

Blz. 1
Blz. 3/8
Blz. 8/10
Blz. 11/13
Blz. 13/15
Blz. 15
Blz. 16/39
Blz. 40/45
Blz. 47/56
Blz. 57/63
   Titelblad
Het damspel
Regels van het spel
Het spel zelve
Qui perd gagne
Genummerd bord
Verzameling van dampartijen tot oefening
Qui perd gagne (die verliest, wint)
Het dominospel
Trictrac of bakspel

 


HET DAMSPEL


[blz. 3] Het damspel wordt verondersteld ruim drie eeuwen oud te zijn, omdat men nergens iets van zijn ontstaan leest en er eerst in de tweede helft der zestiende eeuw bewijzen voorkomen dat het toen bestond. Het eerste damspel werd gespeeld op een bord van 64 ruiten met 24 schijven. Later werd het gespeeld op een bord van 100 ruiten met 40 schijven. De eerste wijze van spelen heet Fransch, de tweede Poolsch dam.
Men moet uit deze benamingen volstrekt niet opmaken, dat het spel in Frankrijk of Polen is uitgevonden; daarvan is niets met zekerheid bekend.
In onzen tijd wordt bijna in alle landen Poolsch dam gespeeld, in Zuid-Duitschland, in Engeland en vooral in Schotland is het Fransche spel nog in gebruik.
Het Fransche spel heeft veel minder combinatiën dan het Poolsche en wordt op geheel andere wijze gespeeld.
Ofschoon het damspel zoo oud niet is als het schaakspel en de beweging der stukken veel eenvoudiger schijnt, ontstaan daardoor toch zulke ingewikkelde vraagstukken, dat beroemde spelers enkelen daarvan niet hebben kunnen oplossen.
[blz. 4] Lieden met een uit uitmuntend geheugen begaafd, die daarbij buitengewoon goed spelen, kunnen den gang van een, zelfs van meerdere schaakpartijen uit het hoofd volgen en tegenpartij geregeld het hoofd bieden. Dit is reeds dikwerf, en ook bij ons te landen, geschied. De vraag is of dit ook met dam mogelijk is moet ontkennend beantwoord worden. Philidor, die bijna even goed dam als schaak speelde, beproefde dit eens, maar bij de twaalfde zet moest hij van zijn voornemen afzien. De oorzaak ligt in de verscheidenheid der schaakstukken en in de omstandigheid dat de pions niet achteruit kunnen slaan, terwijl alle damschijven denzelfden vorm en dezelfden kracht en loop volgen. Het geheugen is wel bij machte de verschillende bewegingen, in den beginne, te volgen, maar dit houdt op als door het slaan, vooral door het achteruit slaan, schijven van het bord raken, waardoor de ruimte de gelegenheid tot combinatien zoodanig vermeedert dat het niet mogelijk is voort te gaan zonder de hulp van het gezicht. Als voorbeeld neme men de partij No. 21 hierachter. Er bevinden zich aan weerskanten 16 schijven op het bord, het spel is alzoo nog niet ver gevorderd en toch kan, na 11 zetten, door de witten dam verkregen worden, waartoe het noodig is dat 22 schijven van het bord geraken. Alvorens den aanval te beginnen, heeft de speler moeten berekenen waar de toen overgebleven zullen staan; te meer nog omdat er mogelijkheid kon bestaan, dat de verkregen dam onmiddellijk door den stand van een schijf kon genomen worden, waardoor de partij verloren zou zijn. Dat is nog niet al-
[blz. 5] les, want na het verkrijgen van dam moet ieder speler nog vijftien zetten doen, voordat de partij gewonnen is. Het is niet mogelijk dit alles vooruit te zien, zonder door het gezicht geholpen te worden.
Het middel om in het damspel snelle vorderingen te maken bestaat daarin, dat men met lieden speelt, doe ons daarin overtreffen en dat, als men bemerkt dat eene partij op verschillende wijzen zou kunnen gespeeld worden, men die nauwkeurig opschrijft en in eenzaamheid bestudeert. Vele schaakspelers doen hetzelfde.
Het is waar dat het schaakspel zeer verschilt van het damspel, bij het eerste komt het er hoofdzakelijk op aan de tegenpartij belangrijke stukken te ontnemen tegen opoffering van minder belangrijke, dáár moet gelet worden op den stand en de verschillende krachten der stukken en kan men zijne tegenpartij wel dringen maar niet altijd noodzaken te slaan, terwijl het bij den dam meestal op den stand der schijven aankomt, die, behalve de dam, allen dezelfde kracht hebben, en men de tegenpartij meestal tot slaan kan dwingen. Men heeft deze spelen wel eens vergeleken bij de verschillende wijze van oorlogen. Schaak wordt dan gelijkgesteld met de krijgskunst der ouden, waar het wel op de stelling der legers, maar hoofdzakelijk op de lichaamskrachten der strijders aankwam. Dam met de latere taktiek, waarin de stelling der legers hoofdzaak is; en inderdaad kan het onvoorzichtig verplaatsen van éen enkele schijf wel eens ten gevolge hebben, dat de tegenpartij een belangrijken slag kan slaan en de partij winnen.
[blz. 6] Hoe dit ook moge zijn, schaak en dam zijn beide schoone spelen, die het oordeel scherpen, het verstand oefenen en de geschiktheid tot studie vermeerderen en versterken. Beide zijn geschikt om de verveling tegen te gaan, bij langdurig verblijf aan boord van schepen, op het land enz. Zij zijn ook daarom aanbevelenswaardig, omdat ze nooit om geld worden gespeeld en alzoo het geldelijk belang niet in aanmerking komt.
Het dambord heeft honderd ruiten, waarvan de eene helft wit en de andere helft zwart zijn. In Duitschland, Rusland en ook bij ons, worden de schijven op de zwarte ruiten geplaatst. In Frankrijk, Engeland en België geschiedt dit op de witten. De lijn, die het bord schuins van den eenen hoek tot den anderen doorsnijdt, heet de lange lijn en moet altijd aan de linkerhand van iederen speler beginnen of eindigen.
De schijven moeten van twee verschillende kleuren zijn, gewoonlijk wit en zwart. Ieder speler neemt er twintig; bij iedere partij worden de schijven verwisseld. Sommigen geven hun tegenpartij, uit beleefdheid, de witte schijven bij de eerste partij. Men plaatst zijn schijven op de vier rijen zwarte velden aan zijn kant, zoodat in ’t midden twee rijen open blijven, waarop zich de strijd het eerst ontwikkelt.
Ter aanduiding der plaatsen worden de zwarte velden genummerd van 1 tot 50, beginnende iedere rij van 5 velden aan de rechterhand van een der spelers.
In oude werken worden aan de zwarte schijven de velden gegeven van 1 tot 20, en aan de witte van 31 tot 50. Het kan nuttig zijn dezelfde orde in acht te nemen,
[blz. 7]

image7


Weshalve dat in dit werkje geschiedt. De witte schijven worden dammen op de velden 1, 2, 3, 4 en 5; de zwarten op de velden 46, 47, 48, 49 en 50. De dammen worden onderscheiden door kroning, dat is, door een schijf van dezelfde kleur er op te plaatsen. De kroning moet dadelijk geschieden om vergissingen te voorkomen.
In alle werken, en dus ook in dit, worden de partijen ter
[blz. 8] oefening zoo gesteld, dat wit eerst zet en de partij altijd wint uitgezonderd bij zeldzaam voorkomende remise-partijen.
Hierachter is een genummerd dambord gevoegd; zoolang het noodig is nummere men zijn bord alzoo met een stukje krijt; spoedig echter zal dit onnoodig zijn, omdat men weldra de nummers der velden uit het hoofd weet.
De vraag of het voordeel geeft eerst te spelen, moet ontkennend beantwoord worden. Hij, die tweedens speelt, heeft een zet meer te doen dan zijn tegenpartij. Daarom is het dat hij, die iets voor krijgt, altijd eerst moet spelen.
Schijven voorgeven is éen of meer schijven afstaan, vóor het spel begint. Dat geschiedt om de ongelijkheid van de krachten der spelers te herstellen. Remise voorgeven is alle remise-partijen als verloren beschouwen.


REGELS VAN HET SPEL

  1. Ieder speelt op zijn beurt. Speelt men gelijk dan speelt men volgens de beut eerst. Wie iets voor geeft, speelt tweedens.
  2. Zoodra het spel is begonnen, moet met de schijf worden gespeeld, die men heeft aangeraakt, indien dat niet onmogelijk is. Vandaar de grondregel: Aanraken is spelen; maar zoolang men de schijf nog niet heeft losgelaten, mag men daarmede doen wat men wil, mits niet tegen de regels van het spel. Als men slecht geplaatste schijven in orde zet, moet men waarschuwen.
  3. Door vergissing een schijf van zijn wederpartij verzet-
    [blz. 9] ten of een schijf aanraken die niet gespeeld kan worden, is geen fout; maar schuift men op een verkeerde lijn, dan heeft de tegenpartij het in zijn keus; of de gezette schijf moet blijven staan, dan wel of er opnieuw moet gespeeld worden.
  4. De schijven loopen, in schuinsche richting, rechts of links slechts éen veld vooruit, maar gaan 2 velden vooruit zoo dikwerf geslagen wordt. Het slaan geschiedt ook achteruit.
  5. De dam doorloopt de geheele lijn voor- en achteruit en wordt op het veld nedergezet, dat de speler goed vindt.
  6. Als een alleenstaande schijf zich op de lijn bevindt, die een dam bestrijkt, moet die geslagen worden.
  7. Een schijf moet de schijf der tegenpartij slaan die er tegenaan staat, indien achter deze laatste een open veld is. Ook moeten alle schijven of dammen geslagen worden, die daarachter staan, indien tusschen ieder éen open veld is.
  8. Slaat men met een dam, dan doet men dit niet alleen over de geheele lijn maar ook op de lijn, die daarmede een hoek vormt, onverschillig of tusschen de schijven en dammen, die men slaat, een of meer velden open zijn; maar men neemt eerst dan de geslagen stukken van het bord als de slag voorbij is, anders zou men dikwerf meer moeten slaan.
  9. Men mag de dam of de schijf, waarmede men slaat, herhaaldelijk over hetzelfde open veld, maar niet over dezelfde schijf of dam laten gaan.
  10. Heeft men, door vergissing, zijn eigen stukken geslagen, dan mag men die niet weder op het bord plaatsen zonder toestemming van den tegenpartij.
    [blz. 10]
  11. Kan men tegelijk aan twee kanten een gelijk getal stukken slaan, dan is de speler vrij in zijn keuze; is het getal der stukken ongelijk, dan moet hij het grootse getal slaan. De waarde der stukken doet hier niets ter zake.
  12. Men moet zorgen juist die stukken van het bord te nemen, die men geslagen heeft, want de tegenpartij heeft niet alleen het recht te beletten, dat de geslagen stukken later worden genomen, maar hij kan ook het stuk blazen, waarmede men geslagen heeft.
  13. Blazen is het wegnemen van een schijf of dam, waarmede verzuimd is te slaan. Na geblazen te hebben, mag men een stuk verzetten of slaan; want blazen is niet spelen.
  14. Men heeft het in zijne keus te blazen of den tegenpartij tot slaan te noodzaken. Blaast men, dan blijven de schijven staan, doet men dat niet, dan blijft ook alles staan en speelt men voort.
  15. Men krijgt dam, wanneer men een steen op de achterste rij van zijn tegenpartij brengt en die daar, al ware ’t slechts éen zet, blijft staan. Slaat men door een dampunt terug, dan heeft men geen dam.
  16. Heeft een speler met een dam de lange lijn bezet, en zijn wederpartij heeft drie dammen, dan is het remise. Is de lange lijn bezet door dengene, die drie dammen heeft, dan wordt de partij na 15 zetten remise verklaard. De speler, die voor geeft, kan het na 20 zetten vorderen.


[blz. 11] HET SPEL ZELVE


Na de aangenomen regels van het damspel te hebben bekend gemaakt, zullen wij het spel zelve toelichten.
Men moet, zooveel mogelijk, het midden van het bord bezetten, zijn krachten naar den rechterkant van de tegenpartij richtende, waar men gemakkelijker dam krijgen kan dan aan den kant der lange lijn. Dat is regel, maar het welslagen hangt af van de meerdere of mindere degelijkheid des aanvals.
De schijf op veld 3, en dus ook op veld 48, mag men niet zonder noodzakelijkheid verschuiven. Wie deze schijf reeds in den beginne verschuift, geeft de tegenpartij een middel om to dam te geraken en verzwakt, in ieder geval, zijne middelen ter verdediging.
Vervolgens is het beter de schijf van 47 dan 46 op 41 te schuiven, of 4 dan 5 op 10; daardoor kan men met meer kracht aanvallen en heeft men meer middelen ter verdediging, indien de tegenpartij zijn aanval naar dien kant richt. In dit laatste geval moet men zorgen zich niet te laten insluiten, want dit zou het verlies van een schijf ten gevolge hebben.
Het is opmerkelijk, dat middelmatige spelers hun schijven naar beide kanten verdeelen, denkende daardoor minder te zijn blootgesteld aan de aanvallen der tegenpartij. De waarheid is, dat men, door zijn krachten aldus te verdeelen in plaats van ze aaneengesloten te houden, zoch blootstelt aan aanvallen, die, bijna zonder strijd, een volkomen nederlaag ten gevolge kunnen hebben. De partij in het midden van
[blz. 12] het bord zal, in den regel, de aan beide kanten verdeelde krachteloos maken.
Intusschen worden er zeer sterke spelers gevonden, die, vooral als zij iets voor geven, hun schijven naar beide zijden richten, waardoor het hun gemakkelijker valt hun tegenpartij lagen te leggen. Deze bezitten gewoonlijk veel middelen om zich uit den nood te helpen, indien er vrees ontstaat, dat zij in ’t nauw zullen worden gebracht; maar tusschen twee goede spelers blijft het gevaarlijk, omdat met deze een hinderlaag moeielijk gelukt.
Men moet het er op aanleggen bestendig een goeden stand te behouden, dat is, de vijandelijke krachten, ’t zij in zijn geheel of gedeeltelijk, in bedwang te houden met een minder getal schijven dan die van de tegenpartij, om daardoor zetten te winnen of hem te dwingen iets op te offeren om uit den drang te geraken.
Zonder noodzakelijkheid achteruit te slaan is fout, zelfs dan als men iets voor heeft gekregen; men moet het alleen doen om een slag te voorkomen, die de tegenpartij ons wil toebrengen, om zelf een een slag voor te bereiden of om een ingenomen standpunt te blijven behouden. In andere gevallen dient het alleen, om de tegenpartij meer ruimte te verschaffen en zijn aanvallen gemakkelijker te maken. Dit is echter niet het geval als men met eene bedoeling zeker getal schijven met een gelijk van de tegenpartij verwisselt, om een zwak punt te versterken, de vijandelijke schijven te verwarren of in te sluiten, of wel een aanval voor te bereiden.
[blz. 13]
Zonder reden te slaan, bewijst gemist aan plan en bij het damspel moet men steeds een plan voor oogen hebben.
Het spel zoo in te zien, dat men de tegenpartij eenige steenen achtereenvolgend laat slaan, om bij het slot zelve in éen slag meer te verkrijgen dan men heet opgeofferd, is een groot voordeel.
Blijft men, bij het einde van een spel, met éen dam en éen pion over, terwijl de tegenpartij drie dammen heeft, dan moet men dien pion trachten kwijt te raken; hij kan, in dit geval, schadelijk worden en verlies veroorzaken, terwijl éen dam tegen drie remise is.
De kunst van goed dam spelen ligt in het regelmatig en voorzichtig verplaatsen der schijven. Men moet er zich op toeleggen geen stuk zonder doel te verplaatsen, hetzij om zelf een slag voor te brereiden, hetzij om het plan van partij te doen mislukken. In ’t eerst zal men weinig kunnen vooruit zien; dit komt echter wel, als men aan het spel gewend raakt, en eindelijk zal men door denken vraagstukken kunnen oplossen, die soms bewondering verdienen.
Hierachter staan eenige problema’s door beroemde spelers opgelost. Die, naar hun voorbeeld, op te lossen is een belangrijke oefening en een aangename tijdkorting.

[blz. 15]


image8

image9

image10

 

buuren 01 1.
1. 21-17 11x22 2. 33-28 22x33 3. 38x20 gewonnen.
   
buuren 01 2.
1. 12-07 02x11 2. 22-17 11x22 3. 33-28 22x33
4. 38x20 gewonnen.
In diagramstand staat een witte schijf op 2.
In de 1ste druk is dit ook het geval en in de 3e druk blijft deze fout gehandhaafd.
   
buuren 01 3.
1. 23-18 12x23 2. 21-17 11x22 3. 34-29 23x34
4. 33-28 22x33 5. 38x49 gewonnen.
   
buuren 01 4.
1. 29-23 18x40 2. 39-34 40x29 3. 38-32 27x38
4. 42x04 gewonnen.
   
buuren 01 5.
1. 34-30 35x24 2. 32-28 23x32 3. 43-39 32x34
4. 40x09 13x04 5. 22x11 gewonnen.
   
buuren 01 6.
1. 27-21 26x17 2. 28-23 17x19 3. 37-32 13x22
4. 30-24 19x30 5. 35x02 gewonnen.
   
buuren 01 7.
1. 39-34 40x29 2. 20-14 19x10 3. 38-33 29x38
4. 32x43 21x32 5. 37x06 gewonnen.
   
buuren 01 8.
1. 30-24 20x29 2. 27-21 16x27 3. 37-31 27x36
4. 46-41 36x47 5. 42-37 47x33 6. 39x06 gewonnen.
   
buuren 01 9.
1. 28-23 18x40 2. 39-34 40x29 3. 33x24 20x29
4. 38-33 29x27 5. 31x04 gewonnen.
   
buuren 01 10.
1. 28-23 19x37 2. 38-32 37x28 3. 39-34 28x30
4. 35x02 gewonnen.
   
buuren 01 11.
1. 26-21 17x26 2. 28x17 12x21 3. 37-32 26x30
4. 35x02 gewonnen.
   
buuren 01 12.
1. 29-23 18x20 2. 26-21 17x26 3. 37-32 26x39
4. 40-34 39x30 5. 35x11 (notatie: 36x11) gewonnen.
FLITS is niet overtuigd van de winst
   
image23

image24

image25
   
buuren 01 13.
1. 26-21 17x26 2. 33-28 23x32 3. 47-41 46x37
4. 42x31 26x37 5. 48-42 37x48 6. 40-34 48x30
7. 35x02 gewonnen.
   
buuren 01 14.
1. 27-22 18x36 2. 34-30 16x27 3. 30-24 20x29
4. 47-41 36x47 5. 43-38 47x33 6. 39x06 gewonnen.
Ook hier moet wit de winst nog bewijzen
   
buuren 01 15.
1. 22-17 11x31 2. 29-24 20x38 3. 44-35 50x14
4. 35x25 gewonnen.
   
buuren 01 16.
1. 17-11 16x07 2. 29-24 30x19 3. 49-44 40x49
4. 20-14 49x18 5. 14x01 gewonnen,
indien de lijn 1 tot 45 niet wordt verlaten.
   
buuren 01 17.
1e spel: 1. 14-10 28-32 2. 10-04 32-37 3. 04-10 37-42
4. 10-37 42x31 5. 26x37 gewonnen.
2e spel: 1. 14-10 28-32 2. 10-04 32-38 3. 04-10 38-43
4. 10-28 gewonnen, hoe de zwarte dam nemen.
   
buuren 01 18.
1. 34-29 23x43 2. 50-39 14x26 3. 39x48 gewonnen
door insluiting.
   
buuren 01 19.
1. 17-11 06x28 2. 27-21 16x36 3. 39-33 28x30
4. 47-41 36x47 5. 40-34 47x40 6. 45x05 gewonnen.
   
buuren 01 20.
1. 35-30 50x33 2. 20-14 19x10 3. 37-31 28x26
4. 43-39 21x34 5. 30x06 gewonnen.
   
buuren 01 21.
1. 37-31 26x46 2. 47-41 46x37 3. 32x41 23x32
4. 38x27 21x32 5. 22-18 13x22 6. 33-29 24x33
7. 43-38 32x43 8. 48x17 11x22 9. 30-24 19x39
10. 40-34 39x30 11. 35x02 gewonnen.
Wit moet nog wel even aan de bak.
   
buuren 01 22.
1. 25-20 14x25 2. 28-22 17x37 3. 47-41 21x43
4. 39x48 30x28 5. 41x05 gewonnen.
   
buuren 01 23.
1. 27-21 24x22 2. 34-30 35x24 3. 40-34 17x26
4. 34-29 24x33 5. 39x10
   
buuren 01 24.
1. 27-21 26x17 2. 39-33 15x38 3. 41-37 42x31
4. 36x27 38x21 5. 16x27