1873 - 1874 Sissa
De damrubriek in de ‘Zondagsblad Sissa en Sissa’ / 1873 - 1874
Naam | : | Sissa | Diagram | : | ja, alleen cijfernotatie | |
Plaats | : | Nijmegen (gl) | Cijferstand | : | ja | |
Dag/week/maand | : | Week- maandblad | Inzendingen door | : | E.G. Dettmeijer | |
Periode | : | 1873, 1874 | Auteursna(a)m(en) | : | ja, w.o. manuscript Van Emden; B.W. Blijdenstein; Hamelburg | |
Redacteur | : | Hoofdredactie(?) | Aantal opgaven | : | 99 | |
Bereik | : | landelijk | Oplossers | : | ja; w.o. Aris de Heer | |
Oplossingen | : | ja | ||||
Commentaar | : | ja | ||||
Bijzonderheden | : | naast opgaven bevat het blad ook ruimte voor discussies over spelregels | Prijzen | : | nee |
De jaargang 1873 is in diverse opzichten interessant. Het blad publiceert een aantal problemen uit een verloren gegaan manuscript van E. van Emden. Naast problemen bevat Sissa1873 diverse discussies over de spelregels; geeft het de spelregels en herhaalt de modelpartij uit het boek van Van Emden.
In 1874 is E.G. Dettmeijer een trouw inzender van problemen. Onder de namen van de oplossers komen we opnieuw Aris de Heer tegen, waarvan in 1874 ook een necreologie wordt geplaatst.
Het blad Sissa was in 1873 op zijn retour, de jaagang 1874 zou de laatste blijken te zijn. In 1872, toen het water de hoofdredacteur aan de lippen stond, schreef hij dat het blad afhankelijk was van de steun van de Vaderlandsche Schaakliefhebbers, Damspelers, Genootschappen, Sociëteiten en Koffyhuizen.
Het Zondagsblad verscheen wekelijks, na april 1873 nam het maandblad Sissa weer de honneurs op damgebied waar.
De damrubriek in SISSA Zondagskrant 1873
Problemen, oplossingen jaargang 1873
01) 05.01.1873 A speelt met de witte schijven het eerst en wint, ten zij anders aangeduid wordt. B speelt met de zwarte schijven. Opgaaf No. 1 van den Heer Mendes. Eindspel van den Damstrijd tusschen België en Frankrijk. A wint door een fijne trek? 1. 26-21 29x38 2. 32x43 25x11 3. 03-20 16x27 4. 20x45 Op 02.02.73 schrijft de redactie: Die (de oplossing) van No 1 houden wij nog terug, omdat we meenen er eene fout in de stelling is. Op 09.03.73 publiceert de redactie bovenstaande oplossing en: 1. 37-31 29x38 2. 32x43 25x48 3. 26-21 48x26 4. 17-12 26x08 en vervolgt met: slaat met dam 48-43 en wint. Wit heeft dan1 Dam en 2 stukken terwijl zwart slechts 6 schijven heeft? Oplossing ingezonden door: A. De Heer (1ste) en R. Heeren (2e) |
|
02) 12.01.1873 Opgaaf No 2 van den Heer B. Tot ons leedwezen is de tijpografische uitvoering der Damborden en Schijven, ten gevolge van een omissie op de gieterij, niet zóó duidelijk uitgevallen, als wij bedoeld hadden. We hopen echter dit erreur door de gieterij hersteld zal worden. 02.02.1873 1. 23-18 06x17 2. 19-14 20x09 3. 50-44 40x49 4. 18-12 49x27 5. 37-31 46x07 6. 31x04 De redactie draait de zetten 2 en 3 om waardoor de oplossing faalt. Juiste oplossing ingezonden door: L.R.L te Amersfoort; D. te Rotterdam |
|
03) 19.01.1873 Opgaaf n° 3 van den Heer B. 02.02.1873 1. 18-13 08x19 2. 34-29 24x33 3. 28x48 17x47 4. 48-42 47x18 5. 26-21 16x27 6. 31x04 en wint (?) Juiste oplossing ingezonden door: D. te Rotterdam |
|
04) 26.01.1873 Opgaaf n° 4 van den Heer B. N.B. in de diagramstand staat er een extra zwarte schijf op 43 02.02.1873 1. 31-27 03x47 2. 19-13 22x42 3. 13x33 Juiste oplossing ingezonden door: L.R.L te Amersfoort, D. te Rotterdam; V.W. te Bommel |
|
05) 02.02.1873 Opgaaf n° 5 van den Heer B. 26.02.1873 1. 39-33 28x30 2. 37x28 14x49 3. 40-35 49x40 4. 35x24 20x29 5. 45x05 Juiste oplossing ingezonden door: L.R.L te Amersfoort, D. te Rotterdam |
|
06) 09.02.1873 No 6 ingezonden door het Amersfoorts Damgezelschap 02.03.1873 1. 23-18 36x13 2. 32-27 13x48 3. 30-25 48x30 4. 35x02 In woorden van de redactie: – Slaat 20 op 47 dam – 1 dam en 4 schijven en is meester van het spel. |
|
07) 16.02.1873 No 7 ingezonden door het Amersfoorts Damgezelschap 02.03.1873 1. 12-08 02x13 2. 17-12 15x24 3. 12-07 01x12 4. 33-29 24x33 5. 34-30 19x35 6. 44-39 35x21 7. 39x26 Juiste oplossing ingezonden door: ? |
|
z.a.z. |
08) 20.02.1873 No 8 Eindspel tusschen de H.H. X. & C. Stams te Rotterdam. Zwart moet spelen en wint in 4 trekken. 09.03.1873 1. ... 03-09 2. 14x03 07-11 3. 16x18 17-22 4. 03x28 50x26 Merkwaardig: na 4. 03x33 wint wit het spel. Heeft Stams dit overzien of nam men de schijven direct na het slaan van het bord? Juiste oplossing ingezonden door: ? |
09) 02.03.1873 No 9 van Hmbg te ‘s Bosch 16.03.1873? 1. 27-22 18x27 2. 37-31 26x37 3. 32x41 23x32 4. 36-31 27x47 5. 38x27 21x32 6. 39-33 47x29 7. 34x03 25x45 8. 03x06 Juiste oplossing ingezonden door: ? |
|
10) 09.03.1873 No 10. Een harde noot om te kraken. Een bevriende hand uit Amsterdam heeft ons uit een manuscript van E. van Emden de volgende damopgaaf toegezonden. A. Wint door middel van een zet, die 63 beurtens spelens (over en weer gerekend) nodig heeft, eer het gewonnen is. 23.03.1873 1. 18-12 08x17 2. 47-41 02x35 3. 28-22 17x19 4. 25-20 14x25 5. 29-24 19x30 6. 41-37 05x41 7. 46x17 50-45 8. 42-38 45-50 9. 38-32 50-45 10. 32-28 45-50 11. 28-23 50-45 12. 23-18 45-50 13. 18-13 50-45 14. 13-09 45-50 15. 09-04 50-45 16. 04-27 45-50 17. 27-49 50-45 18. 48-42 45-50 19. 42-38 50-45 20. 38-32 45-50 21. 32-27 50-45 22. 27-21 16x27 23. 49x16 45-50 24. 17-11 50-45 25. 11-07 45-50 26. 07-01 50-45 27. 01-23 45-50 28. 16-49 50-45 29. 34-29 45x48 30. 44-39 48x34 31. 29x40 35x44 32. 49x24 Juiste oplossing ingezonden door: De heeren Hmbg te ‘s Bosch. Een keurig bewerkte oplossing van no. 10; P.P. te Beemster. |
|
Damrust |
11) 16.03.1873 No 11 van Hmbg te ‘s Bosch. A (wit) wint. (Damrust) 30.03.1873 1. 34-30 35x24 2. 25-20 14x25 3. 31-27 10x50 4. 27-21 50x17 5. 21x03 (damrust) 13x22 6. 03x06 en wint Juiste oplossing ingezonden door: P.P. te Beemster |
12) 23.03.1873 No 12 Uit het manuscript van v. Embden, zijnde een vervolg op zijn handboek. In dit spel is men overeengekomen, om een schijf, dam wordende, voort te laten slaan. 30.03.1873 1. 25-20 14x34 2. 38-33 29x27 3. 40x29 23x34 4. 36-31 27x36 5. 16-11 07x16 6. 26-21 16x27 7. 17-11 06x17 8. 47-41 36x38 9. 43x05 Juiste oplossing ingezonden door: K.K. te Hoogcarspel |
|
13) 30.03.1873 No 13. Uit het manuscript van v. Embden. blz 27 1. 18-12 21x49 2. 48-43 49x41 3. 46x48 NB. De oplossing van dit probleem werd geplaatst in Sissa, zie verder. |
|
De damrubriek in SISSA 1873 / 1874
Problemen, oplossingen jaargang 1873
01) 1873, blz.7 No 1. van H. Koster te Hoogcarspel blz.61 1. 15-10 04x15 2. 19-14 13x30 3. 23-19 22x24 4. 14-05 31x22 5. 45-40 42x31 6. 36x18 12x23 7. 05x04 De eindslag kan ook via 4. 14-28 31x22 5. 28-32 42x31 etc. |
|
02) 1873, blz.8 No. 2 Uit het manuscript van E. Van Embden blz.62 1. 18-12 07x18 2. 17-11 06x17 3. 29-23 18x29 4. 26-21 17x26 5. 28-23 29x18 6. 37-31 26x28 7. 39-34 30x39 8. 44x02 |
|
03) 1873, blz.8 No 3 van Hmbg te ‘s Bosch blz.62 1. 30-24 19x30 2. 29-24 30x19 3. 22-31 50x36 4. 40-34 19x28 5. 47-15 36x47 6. 34-29 47x24 7. 15x05 Ook 1. 22-04 50x11 2. 47-33 11x24 3. 29x09 19x28 4. 09-03 wint |
|
04) 1873,blz.37 No. 4 Van Hmbg te ‘s Bosch blz.90 1. 22-18 13x42 2. 16-11 07x16 3. 27-22 16x18 4. 24-19 12x21 5. 23x03 14x34 6. 03x03 |
|
Damrust |
05) 1873,blz.38 No 5 van P. Passer te Beemster blz.91 1. 34-29 15x50 2. 23-18 12x32 3. 25-20 14x34 4. 41-36 50x17 5. 21x03 (damrust!) 32x21 6. 03x05 en wit wint, want speelt zwart er op de dam te nemen dan wordt 20 spoedig dam en beheerscht de zwarte schijven. N.B. Het toepassen van damrust staat niet bij de opgave vermeldt |
06) 1873,blz.38 No 6 van H. Koster te Hoogcarspel blz.91 1. 35-30 24x35 2. 34-29 15x04 3. 33-28 22x24 4. 27-22 36x40 5. 39-33 26x29 6. 50-45 18x27 7. 45x14 09x20 8. 25x07 02x11 9. 16x31 |
|
07) 1873,blz.38 No 7 Uit het manuscript van E. v. Embden blz.91 1. 45-40 35x16 2. 26-21 16x46 3. 10-05 46x10 4. 05x08 03x12 5. 47-42 |
|
Zie oplossing |
08) 1873,blz.69 No. 8 Uit het manuscript van E.v. Embden A. heeft 4 dammen op 2 en 5, en de twee anderen onverschillig waar hij wil, Uitgezonderd op de middenlijn, dat is van 1 tot 50. B. heeft 2 schijven op 10 en 11 en een dam op de middenlijn 1 of 50 of naar keuze op eene andere ruit van deze lijn. Waar moet A zijne twee dammen plaatsen, en welk een manier van spelen moet hij volgen, om B tot verlies te dwingen? 1873,blz.156 Wit moet zijn twee andere dammen op 4(49) en 9(44) plaatsen. Zwart zou zijn dam op 50 geplaatst hebbende schuift wit 2 op 18 en moet winnen, want bij zwart 11 op 6 volgt wit 9 op 15, zwart slaat, daarna wit 18 op 14, Zwart slaat 19 op 8! Wit sl. Met dam 4 tot op 1 twee stuks en wint. Indien zwart anders met zijn dam op 6, 12, 28, 34, 39 of 45 schuift wint wit insgelijks Door opoffering van 2 dammen. Gaat de dam op 1 sp. Wit 4 op 17 en wint. |
Zie oplossing |
09) 1873,blz.70 No. 9 (?) A. heeft 4 dammen. B. heeft twee dammen op 11 en 50. Waar moeten de vier dammen van wit geplaatst worden, ten einde zwart geen zet kan doen, zonder te verliezen? blz.156 De dammen moeten staan op 2,32,41,49 (=47, 17, 6, 4) |
10) 1873,blz.70 No 10 (?) blz.156 1. 22-17 11x22 2. 23-18 22x13 3. 41-36 06x50 4. 24-19 13x33 5. 49-44 50x39 6. 35-30 39x09 7. 31-27 09x31 8. 26x48 N.B. in de cijferstand staat schijf 14 abusievelijk op 25 |
|
Damrust |
11) 1873,blz.70 No 11 (?) blz.156 1. 29-24 20x29 2. 26-21 17x26 3. 28-23 29x18 4. 27-21 26x28 5. 32x03 (damrust) 43x41 6. 03x46 en wint het spel. N.B. Het toepassen van damrust staat niet bij de opgave vermeldt |
Problemen, oplossingen jaargang 1873
12) 1873,blz.102
|
|
Damrust |
13) 1873,blz.103 Damrust No 13 Uit het manuscript van E. v. Embden. A (wit) wint (damrust) in zes trekken. blz. 1. 28-23 29x18 2. 39-34 40x29 3. 38-33 29x38 4. 37-31 26x28 5. 43x03 21x32 6. 03x03 |
Doorslaan |
14) 1873,blz.103 Doorslaan No 14 Uit het manuscript van E. van Embden. A (wit) wint (Dóór-slaan) in 8 trekken. blz. 1. 23-19 13x24 2. 33-29 24x42 3. 37x48 26x37 4. 36-31 37x26 5. 17-11 06x28 6. 27-21 26x17 7. 40-34 30x39 8. 44x24 |
15) 1873,blz.103 No 15 Uit het manuscript van E. van Embden. A (wit) wint, in 10 trekken blz. 1. 20-14 09x29 2. 28-22 13x24 3. 31-27 49x21 4. 15-10 05x14 5. 37-31 26x37 6. 44-39 35x33 7. 22-18 12x23 8. 06x42 23-28 9. 42-38 28-33 10. 38-43 |
|
16) 1873,blz.133
|
|
Wit = / Damrust |
17) 1873,blz.134 No 17 Uit het manuscript van E. van Embden. (A) Wit maakt remise, in 6 trekken. (damrust) blz.219 1. 26-21 15x33 2. 16-11 07x16 3. 49-44 40x49 (dr) 4. 43-38 49x32 5. 27x36 16x27 6. 31x04 waarna wit niet meer verliezen kan. |
18) 1873,blz.134 No 18 Uit het manuscript van E. van Embden. (A) Wit wint, in 6 trekken blz.219 1. 20-14 26x37 2. 15-10 04x15 3. 25-20 15x24 4. 46-41 37x46 5. 40-49 46x10 6. 49x33 N.B. In de oplossing eindigt de slag op veld 7 (=42)! Een notatiefout?; zijn schijven tijdens de slag weggenomen?; mag een dam 2x maal over dezelfde schijf? |
|
19) 1873,blz.134 No 19 Uit het manuscript van E. van Embden. (A) wit wint, in 7 trekken blz.219 1. 23-18 12x23 2. 33-28 23x32 3. 42-37 01x40 4. 45x34 32x41 5. 15-47 04-09 6. 34-29 09-13 7. 29-23 en door de positie tegen de zwarte schijf, terwijl de dam en de andere schijven opgesloten zijn, wint wit het spel. |
|
Doorslaan |
20) 1873,blz.165 No 20 van Hmbg te ‘s Bosch. A (wit) wint. (Dóór slaan). blz.219 1. 22-17 26x12 2. 35-30 49x35 3. 27-21 12x26 4. 30-25 35x19 5. 46-41 15x24 6. 36-31 26x46 7. 47-41 46x37 8. 32x46 19x32 of 37 of 41 onv. 9. 46x04 |
21) 1873,blz.166 No 21 van Hmbg te ‘s Bosch. A (wit) wint. blz.220 1. 18-07 02x11 2. 13-08 03x12 3. 23-18 12x23 4. 19x06 05x45 5. 06-01 |
|
22) 1873,blz.166 No 22 van P.P. te Beemster. A (wit) wint. blz.220 1. 25-20 15x24 2. 14-09 04x13 3. 42-38 29x17 4. 49-43 28x37 5. 44-39 17x44 6. 50x06 Bijoplossing: 1. 25-20 15x24 2. 47-41 29x36 3. 32-27 36x22 4. 37-32 28x37 5. 14x31 |
|
23) 1873,blz.166 No 23 van K.K. te Hoogcarspel. A (wit) begint en wint blz.220 1. 44-40 45x25 2. 23-18 12x34 3. 33-29 15x33 4. 42-37 04x15 5. 14-09 03x23 6. 47-41 08x19 7. 37-31 26x37 8. 41x01 16x07 9. 01x40 35x44 10. 50x17 Bijoplossing: 1. 44-40 45x25 2. 23-18 12x34 3. 33-29 15x33 4. 42-37 04x15 5. 37-31 26x37 6. 46x01 16x07 7. 01x40 35x44 8. 50x17 |
|
24) 1873,blz.197 No 24 Uit het Manuscript van E. van Embden (Iets voor mingeoefenden). Wit begint, waarna zwart nergens gaan kan zonder dadelijk te verliezen. blz.288 1. 33-39 B speelt wat hij wil 2. 15-10 of 36-41. Zwart moet slaan twee dammen, waarna wit wint. Oplossing ingezonden door: Hmbg te ’s Bosch en A. de H. te Beemster; K.K. te Hoogacarspel; P.P. te Beemster. |
|
25) 1873,blz.198 No 25 van B. te Enschede. A (wit) wint in 6 trekken blz.288 1. 18-13 14x23 2. 13-08 02x13 3. 26-21 37x26 4. 12-07 01x12 5. 17x48 26x39 6. 43x05 Oplossing ingezonden door: Hmbg te ’s Bosch en A. de H. te Beemster; K.K. te Hoogcarspel; P.P. te Beemster. |
|
26) 1873,blz.198 No 26 van B. te Enschede. A (wit) wint in 7 trekken blz.288 1. 43-39 13x35 2. 29-24 35x13 3. 17-11 16x07 4. 27-21 26x17 5. 37-32 13x36 6. 28-22 36x28 7. 33x15 (Turkse slag) blz.289 Damspel. Opgaaf no. 26 is bij damrust de oplossing eenvoudig, doch bij door-slaan zeer interessant. Oplossing ingezonden door: Hmbg te ’s Bosch en A. de H. te Beemster; K.K. te Hoogcarspel; P.P. te Beemster. |
|
27) 1873,blz.198 No 27 van B. te Enschede. A (wit) wint in 3 trekken. (damrust.) blz.288 1. 23-18 36x47 2. 18-12 47x45 3. 12x01 Oplossing ingezonden door: Hmbg te ’s Bosch en A. de H. te Beemster; K.K. te Hoogcarspel; P.P. te Beemster. |
|
28) 1873,blz.198 No 28 Uit het Manuscript van E. van Embden. A (wit) wint in 5 trekken. blz.288 1. 41-37 17x26 2. 34-30 25x23 3. 28x19 13x24 4. 37-31 26x28 5. 33x04 Oplossing ingezonden door: Hmbg te ’s Bosch en A. de H. te Beemster; K.K. te Hoogcarspel; P.P. te Beemster. |
|
Damrust / Wit behaalt damlijn in 6 trekken. |
29) 1873,blz.229 No 29 Uit het Manuscript van E. van Emden. (Damrust). – Hoe moet wit spelen om op 50 een dam te halen in 6 trekken. blz.353 1. 30-24 07x27 2. 36-31 27x47 3. 24-20 47x49 4. 20-14 49x41 5. 14-10 25x43 6. 10-05 Oplossing ingezonden door: A de Heer, Beemster |
30) 1873,blz.230 No 30 Uit het manuscript van E. van Embden. (A) wit beslist in 6 trekken blz.353 1. 42-24 02x16 ’t beste 2. 24-02 06x28 3. 50x11 16x07 4. 02x11 35-40 5. 11-28 40-45 6. 28-50 houdt zwart opgesloten Oplossing ingezonden door: A de Heer, Beemster |
|
31) 1873,blz.230 Damrust No 31 Uit het manuscript van E. van Embden. A wit wint in 4 trekken blz.353 1. 22-17 14x23 2. 49-44 40x49 3. 45-40 49x12 4. 40x07 en wint* * Wit kon gerust 10 op 15 (45-40) spelen, want de meeste stukken moesten geslagen worden, als men het verlangt. Oplossing ingezonden door: A de Heer, Beemster |
|
32) 1873,blz.230 No 32 Uit het manuscript van E. van Embden. (A) Wit wint in 4 trekken blz.353 1. 18-13 19x08 2. 11-07 01x21 3. 22-17 44x11 4. 06x10 Slaat twee schijven en zes dammen tot op 45 (10) en wint. Oplossing ingezonden door: A de Heer, Beemster |
|
Doorslaan |
33) 1873,blz.230 No 33 Uit het manuscipt van E. van Embden. (A) wit beslist in 5 trekken (Dóórslaan). blz.353 1. 34-29 48x17 2. 30-24 wat hij wil 3. 24x13 23x34 4. 36-31 37x26 5. 16-11 en wint. We zien hier een mooi voorbeeld van dóórslaan. Wint de stand na 5. 16-11 wel? Bij 2 kan zwart niet slaan ‘wat hij wil’, immers na 2. … 23x34 wint 3. 24x33 Oplossing ingezonden door: A de Heer, Beemster |
34) 1873,blz.266 No 34 Van H Zw. te Amsterdam. A (wit) wint in 9 trekken. blz.377 1. 35-30 24x35 2. 34-29 23x34 3. 39x30 35x24 4. 33-29 24x42 5. 43-38 42x33 6. 28x39 17x28 7. 32x05 21x41 8. 05x46 26x37 9. 46x26 Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG. |
|
Damrust |
35) 1873,blz.266 No 35 Van H Zw. te Amsterdam. A (wit) wint in 9 trekken. (damrust). blz.378 1. 43-38 42x26 2. 30-24 19x30 3. 29-24 30x19 4. 27-21 26x17 5. 23-18 12x23 6. 39-34 40x29 7. 33x13 09x27 8. 32x03 23x43 9. 03x48 Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
36) 1873,blz.266 No 36 Uit het Manuscript van E. van Embden. A (wit) wint in 4 trekken. blz. 378 1. 14-10 04x24 2. 12-07 02x33 3. 37x08 03x12 schuift 43 naar 48 dam en kan de positie winnen, om daarin zwart te verhinderen (?? Stand wint als wit op 3 dam haalt) Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
|
37) 1873,blz.266 No 37 Uit het Manuscript van E. van Embden. A (wit) wint in 6 trekken. blz. 378 1. 38-49 26x17 2. 25-20 14x25 3. 44-39 25x43 4. 49x05 17-22 5. 42-37 46x32 6. 05x46 en wit moet met goed spel winnen. (De heer HMBG betwist de juistheid –> zie verder). Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
|
38) 1873,blz.297 No 38 Uit het Manuscript van E. van Embden. Wit wint. blz.378 1. 29-24 30x19 2. 28-22 09x28 3. 32x05 46x19 4. 05x07 01x12 A met schijf 2 (47) de positie houdende, wint het spel. Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
|
Damrust |
39) 1873,blz.297 No 39 Uit het Manuscript van E. van Embden. Wit wint. (Damrust) blz.378 1. 20-14 09x20 2. 18-13 27x09 3. 44-40 36x27 4. 37-31 27x36 5. 47-41 36x47 (dr) 6. 40-34 47x40 7. 45x03 en vervolgens met schijf 3 (48) spelende tot B zijner schijven heeft laten slaan, moet A winnen. De volgende oplossing wint alleen met doorslaan: 1. 20-14 09x20 2. 47-41 36x38 3. 18-13 27x09 4. 48-43 38x40 5. 45x03 Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
Damrust / Zie oplossing |
40) 1873,blz.297 No 40 Uit het Manuscript van E. van Embden. Wit wint. (Damrust) blz.379 1. 35-30 15-20 2. 38-33 20-24 3. 28-22 19x17 4. 30x10 04x15 5. 37-32 26x28 6. 33x02 dam en wint (onjuist volgens HMBG -> zie verder). Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG |
Damrust / Zie oplossing |
41) 1873,blz.297 No 41 Uit het Manuscript van E. van Embden. Wit wint. (Damrust) blz.379 1. 47-42 37-26 2. 42-38 26x08 3. 11-07 02x11 4. 06x17 08x21 5. 18-12 21x08 6. 29-23 28x19 7. 36-31 27x36 8. 46-41 36x47 9. 50-45 47x40 10. 44x02 Even terug naar het moment na 8. 46-41. Beschouwde men de slag 8…36x47 als damrust? Anders is de opmerking ‘damrust’ bij het plaatsen van het probleem m.i. niet te verklaren! Oplossing ingezonden door: A. de Heer en HMBG; K.K. Hoogcarspel |
Zie oplossing |
42) 1873,blz.329 No 42 Uit het Manuscript van E. van Embden. A (wit) heeft 4 dammen. B (zw.) heeft 1 dam; te plaatsen op vrije velden waar hij wil en met regt om de middenlijn 1 tot 50 voor zich te reserveren. Waar moet wit zijn 4 dammen plaatsen, om zwart altijd terstond te doen verliezen? 1874,blz.62 Wit plaats zijn dammen op 5, 10, 18 en 24 Oplossing ingezonden door: K.K. Hoogcarspel |
Damrust / Zie oplossing |
43) 1873,blz.329 No 43. Uit het manuscript van E. van Embden. Wit maakt minstens remise. (Damrust). 1874,blz.62 1. 33-28 29-34 2. 27-21 16x27 3. 32x21 26x17 4. 31-27 34x25 5. 27-22 18x27 6. 28-23 19x28 7. 37-32 28x37 8. 42x02 en wit verliest niet. We kunnen toevoegen: en wit wint na 8… 25-30 9. 02x19 14x23 10. 44-40 wel. Oplossing ingezonden door: K.K. Hoogcarspel |
44) 1873,blz.329 No 44. Uit het manuscript van E. van Embden. Wit wint. 1874,blz.92 1. 13-27 39-44 2. 27-22 44-50 3. 22-17 50x11 4. 06x17 15-20 5. 17-12 20-24 6. 12-08 24-29 7. 08-03 29-33 8. 03-21 33-39 9. 21-27 39-44 10. 27-22 44-50 of 44-49 dam. Wit schuift nu, in ’t eerste geval 27-41 (22-6) en wint. Daarentegen haalt zwart op 4 (49) dam, gaat 27-9 (22-44), zwart slaat 4-15 ; wit slaat 45-34 en wint. |
|
45) 1873,blz.361 No 45 Van HMBG. te ‘s Bosch. A speelt en wint. Na den 11e zet van A is B verloren. 1874,blz.92 1. 27-32 18x16 2. 32-21 16x27 3. 25-20 14x25 4. 36-31 27x36 5. 46-41 36x47 6. 38-32 47x29 7. 32-28 23x32 8. 34x03 25x34 9. 40x20 15x24 10. 45x07 02x11 11. 03x18 Bijoplossing: 1. 34-29 23x34 2. 40x20 15x24 3. 27-32 18x16 4. 45x07 02x11 5. 25-20 14x34 6. 32x45 |
|
46) 1873,blz.361 No 46 Van HMBG te 's Bosch. Winst voor A. speelt voor (=begint). 1874,blz.92 1. 37-28 22x33 2. 26-17 33x06 3. 03-17 06x46 4. 10-05 46x10 5. 05x50 |
|
Damrust |
47) 1873,blz.361 No 47 Van HMBG te 's Bosch. A speelt voor en wint. Damrust. 1874,blz.93 1. 37-32 28x46 2. 36-31 26x37 3. 48-42 37x48 4. 38-32 46x28 5. 33-29 28x44 6. 49x40 48x30 7. 35x04 (dr) 23x34 2. 04x08 en wit wint door 47 tegen 18 op te brengen of bij 29-34 met 40-34 terug te laten slaan. (1. 34-30 W+) 1874, blz. 14 HMBG te ’s Bosch. In dank ontvangen; ze worden volgend nummer geplaatst. We wachten ook het oordeel van anderen over No. 37 damspel af. Dat 32 op 37 moet wezen, 33 p 28 doet aan een schrijffout denken. – Met opzicht tot No. 40 hebt u volkomen gelijk, maar bedenk wel dat het manuscript insgelijks zeer oud is, en het niet mogelijk is voor een Redactie om alles eerst in andere werken te controleren. 1874, blz. 93 Ook de heer A. de H. is het met den heer Hmbg. eens dat No. 37 en 40 onjuist zijn. Bij No. 37 kan na het slaan van 50-6, zwart door dadelijk 2 schijven op te offeren de partij remise maken. Bij No. 40 had moeten staan welke schijf moet A spelen om B te verschalken. In casu was dit 20-25. B is echter niet gedwongen om 40-35 te doen volgen. |
Problemen, oplossingen 1874
48) 1874,blz.8 No. 48 Uit het manuscript van E. VAN EMBDEN. Wit wint blz.123 1. 35-30 06x17 2. 30-24 19x30 3. 48-43 14x46 4. 43x05 Juiste oplossingen ontvangen van: K.K. te Hoog-Carspel |
|
49) 1874,blz.8 No. 49 Van Denzelfde. Wit wint. blz.123 1. 27-21 16x27 2. 28-23 18x29 3. 17-12 08x17 4. 19-13 09x18 5. 44-40 34x45 6. 25x43 en wint, daar schijf 50 (5) er niet door kan komen. Juiste oplossingen ontvangen van: K.K. te Hoog-Carspel |
|
50) 1874,blz.8 No. 50 Van Denzelfde. Wit wint. blz.124 1. 44-39 43x45 2. 18-13 19x08 3. 03x24 05x46 4. 25-20 06-11 (anders 16-11!) 5. 16x07 46-23 6. 22-17 23x01 7. 24-35 15x24 8. 35x02 De oplossing is natuurlijk niet correct. Eerst 7. 17-12! wint wel. Juiste oplossingen ontvangen van: K.K. te Hoog-Carspel |
|
51) 1874,blz.38 No. 51 Van HMBG te ’s Bosch. Wit speelt eerst en wint. blz.188 1. 33-28 32x23 2. 24-20 14x25 3. 43-49 19x35 4. 29-24 35x19 5. 46-41 37x46 6. 47-41 46x43 7. 49x32 27x38 8. 06-28 23x32 9. 39-33 38x29 10. 34x03 45x34 of 29 ’t beste ! 11. 03x16 (3.7,12) om den dam te kunnen slaan, voorts op 47 en 31 zes stuks (had zwart op 28 (23) geslagen dan 7 stuks) stel 6 stuks (jder: ik citeer, het is niet echt duidelijk wat men bedoelt) 11. …. 32-37 12. 44-39 37-42 of met een der andere schijven, dan geeft wit dam en schijf op 9 te slaan, zwart moet dan op 1 of 2 dam halen en wit laat dan eveneens dam en schijf slaan, om met dam 5 het spel te winnen. Bijoplossingen: A. 1. 33-28 32x23 2. 24-20 14x25 3. 43-49 19x35 4. 47-42 37x48 5. 39-33 48x30 6. 29-24 45x20 7. 15x24 30x19 8. 33-29 23x34 9. 06-39 34x32 10. 44-40 35x44 11. 50x23 18x29 12. 49x47 bevalt me meer dan de auteursopl.! B. 1. 33-28 32x23 2. 24-20 14x25 3. 06-01 19x35 4. 29-24 35x19 5. 46-41 37x46 6. 34-30 45x42 7. 47x38 19x49 8. 43-48 49x32 9. 48x41 46x44 10. 01x21 leuk! C. 1. 46-41 37x46 2. 33-28 32x23 3. 30-25 19x30 4. 29-24 30x19 5. 34-30 45x42 6. 47x38 19x49 7. 43-48 49x32 8. 48x41 46x44 9. 50x04 |
|
52) 1874,blz.38 No. 52 Van Denzelfde. Wit speelt eerst en wint. blz.188 1. 17-28 03x48 2. 28x08 02x13 3. 34-45 48x23 4. 11-22 18x27 5. 45x21 houdt de lijn 10-46 en wint blz.124 Bij damopgaaf 52 is witte schijf op 24(29) weggevallen. |
|
Doorslaan |
53) 1874,blz.38 No. 53 Van Denzelfde. Wit speelt en wint (Doorslaan) blz.188 1. 39-33 24x26 2. 18-12 26x08 3. 28-17 19x50 4. 17-26 50x06 5. 26-17 06x30 6. 35x02 |
Damrust |
54) 1874,blz.72 No. 54 Van E.G. Dettmeijer te Amersfoort. Wit begint en wint. (damrust) blz.188 1. 45-40 23x26 2. 20-14 35x28 3. 14x03 (waarom damrust?) Juiste oplossingen ontvangen van de heeren: Hmbg te ’s-Bosch; R.H. te Beemster; D. te Amersfoort; K.K. te Hoog-Carspel. |
Damrust |
55) 1874,blz.72 No. 55 van Denzelfde. Wit begint en wint. (damrust) blz.188 1. 29-23 18x29 2. 28-23 17x48 3. 23x03 48x26 4. 27-21 26x17 5. 03x21 (waarom damrust?) Juiste oplossingen ontvangen van de heeren: Hmbg te ’s-Bosch; R.H. te Beemster; D. te Amersfoort; K.K. te Hoog-Carspel. |
56) 1874,blz.72 No. 56 van HMBG te ’s Bosch. Wit begint en wint. blz. ? 1. 24-29 08x35 2. 50-44 35x47 3. 23-18 22x13 4. 20-14 09x20 5. 15x14 04x15 6. 14-20 15x24 7. 29x15 47x24 8. 15x21 16x27 Juiste oplossingen ontvangen van de heeren: Hmbg te ’s-Bosch; R.H. te Beemster; D. te Amersfoort; K.K. te Hoog-Carspel. |
|
57) 1874,blz.101 No. 57 Van E.G.D. (Amersfoort). Wit wint. blz.218 1. 24-20 25x14 2. 31-27 22x24 3. 34-29 46x34 4. 40x27 |
|
58) 1874,blz.101 No. 58 Van Denzelfde. Wit wint. blz.218 1. 28-22 40x49 2. 33-29 24x33 3. 50-44 49x40 4. 21-17 12x32 5. 22-17 11x22 6. 18x29 09x18 7. 23x01 40x23 8. 01x45 |
|
59) 1874,blz.101 No. 59 Van Denzelfde. Wit wint. blz.218 1. 18-13 08x30 2. 35x24 02x27 3. 31x02 |
|
60) 1874,blz.102 No. 60 Van Denzelfde. blz.218 1. 39-34 36x18 2. 33-28 23x32 3. 42-38 18x49 4. 38x27 49x21 5. 26x10 NB: In de cijferstand staat schijf 14 op 19 en ontbreekt een schijf op 16. Deze fout is niet in Sissa gecorrigeerd. |
|
61) 1874,blz.133 No. 61 Van E.G.D. te Amersfoort. Wit wint. blz.219 1. 18-12 08x39 2. 29-24 09x18 3. 49-43 20x29 4. 43x01 |
|
62) 1874,blz.134 No. 62 Van Denzelfde. Wit wint. blz.349 1. 34-29 10x19 2. 29-23 03x28 3. 23x14 Juiste oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
63) 1874,blz.134 No. 63 Van Denzelfde. Wit wint. blz.349 1. 26-21 39x48 2. 34-29 48x17 3. 30-24 23x34 4. 24x04 28x37 5. 04x05 Oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
64) 1874,blz.165 No. 64 Van E.G. Dettmeijer te Amersfoort. Wit wint. blz.349 1. 39-33 29x18 2. 37-31 16x27 3. 31x04 Oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
65) 1874,blz.165 No. 65 Van Denzelfde. Wit wint. blz.349 1. 33-29 22x13 2. 38-33 41x28 3. 33x02 In cijferstand stond dam 41 op 1 (correctie op blz. 349) Oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
66) 1874,blz.166 No. 66 Van Denzelfde. Wit wint. blz.349 1. 40-35 32x41 2. 29-24 18x20 3. 30-24 41x30 4. 35x04 Oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
67) 184,blz.166 No. 67 Van Denzelfde. Wit wint, door zwart in te sluiten. blz.349 1. 23-18 12x23 2. 35-30 24x35 3. 26-21 20x47 4. 22-17 11x42 5. 25-20 16x38 6. 20x40 35x44 7. 46-41 Oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
68) 1874,blz.196 No. 68 Van Hmbg te ’s Bosch. Wit begint en wint. blz.349 1. 08-26 25x34 2. 43x09 04x13 3. 02x19 23x14 4. 27-22 28x17 5. 26x25 10x41 6. 46x37 05x46 7. 31-27 46-05 8. 27-22 05-46 9. 22-18 haalt op 46 Dam en moet winnen. Bijoplossing: 1. 08-19 25x34 2. 43x03 23x14 3. 03x25 |
|
69) 1874,blz.196 No. 69 E.G. Dettmeijer, Amersfoort. Wit begint en wint. blz.349 1. 22-18 27x36 2. 18-13 08x19 3. 47-41 36x47 4. 43-39 47x29 5. 39-34 17x30 6. 25x03 |
|
70) 1874,blz.196 No. 70 Van Denzelfde. Wit begint en wint. blz.349 1. 47-42 40x29 2. 27-22 18x16 3. 26-21 16x27 4. 36-31 03x37 5. 42x04 |
|
71) 1874,blz. No. 71 ?? blz.349 1. 03-20 45x34 2. 12x03 25x14 3. 03x43 48x50 4. 49-44 50x39 5. 22-18 23x21 6. 31-27 21x32 7. 41-46 32x41 8. 46x43 |
|
72) 1874,blz.260 No. 72. Van Hmbg te ’s Bosch. Wit begint en wint. blz.349 1. 13-09 14x03 2. 08x30 03x40 3. 45x34 35x24 4. 26-21 16x27 5. 18x04 |
|
73) 1874,blz.260 No. 73. Van Denzelfde. Wit begint en wint. blz.349 1. 14-19 25x03 2. 19-13 18x09 3. 04x31 lijn 21 w.13-4 of 26, 31 of 8 onv. W 12 schuift en wint. |
|
74) 1874,blz.260 No. 74. Van Denzelfde. Wit begint en wint. blz.349 1. 49-44 40x49 2. 01x40 49x35 3. 42-24 35x19 4. 37-32 19x37 5. 41x32 14x37 6. 46x05 (van de nrs. 68/74) Juiste oplossingen ontvangen van de heeren K.K. Hoogcarspel. Hmbg ’s Bosch V. Amsterdam en R. Utrecht. |
|
75) 1874,blz.292 No. 75. Van Hmbg te ’s Bosch. Wit begint en wint. blz.373 1. 38-33 27x49 2. 44-50 49x35 3. 20-09 03x14 4. 19x10 04x15 5. 41-36 35x08 6. 36x27 21x32 7. 25-20 15x24 8. 18-13 08x28 9. 33x02 06x44 10. 02x03 |
|
76) 1874,blz.292 No. 76. Denzelfde. Wit begint en wint. blz.373 1. 28-23 19x28 2. 41x10 04x15 3. 29-24 35x19 4. 18-12 07x18 5. 42-20 15x24 6. 34-29 24x33 7. 36-31 26x37 8. 49-32 37x28 9. 27-21 18x27 10. 21x03 06x22 11. 44-39 33x44 12. 50x17 Bijoplossing: 1. 28-23 19x28 2. 41x10 04x15 3. 29-24 35x19 4. 34-30 19x35 5. 44-40 35x44 6. 49x08 02x13 7. 42-20 15x24 8. 17-12 06x33 9. 50x30 |
|
77) 1874,blz.292 No. 77. Denzelfde. Wit begint en wint. blz.373 1. 33-42 03x26 2. 24-08 26x03 3. 18-13 09x18 4. 30-34 03x25 5. 34x16 25x27 6. 16x05 46x28 7. 05x46 1874,blz.324 De heer E.G. Dettmeijer te Amersfoort, in ’t bezit eener talrijke collectie dampoblema’s, vereerde Sissa opnieuw met de volgende bijdragen; te weten: damopgaven 78, 79, 80, 81, 82 |
|
Zie oplossing |
78) 1874,blz.324 No. 78. Damgrap. A (wit) heeft ééne Dam op 5. B (zwart) 18 schijven en eene dam, zóó te plaatsen, dat wit allen achtereenvolgens wegslaat? blz.373 Zwart op 6,7,8,14,15,16,17,23,24,25,26,32,33,34,35. dam 42, Sch. 43,44,45. Wit sl. alles weg: t.w. 14, 24, 35, 45, 44, 34, 35, 15, 8, 17, 33, 43, 42, 32, 23, 7, 6,, 16, 26 op 31 |
79) 1874,blz.324 No. 79. Wit begint en wint. blz.373 1. 19-14 37x05 2. 13-09 03x14 3. 15-10 14-20 4. 10-46 onv. 5. 39-34 |
|
80) 1874,blz.324 No. 80. Wit begint en wint. blz.373 1. 30-24 20x29 2. 37-32 17x48 3. 32x34 48x30 4. 35x02 |
|
81) 1874,blz.325 No. 81. Wit begint en wint. blz.373 1. 48-43 34x45 2. 28-22 19x48 3. 22x02 48x31 4. 02x36 |
|
82) 1874,blz.325 No. 82. Wit begint en wint. blz.373 1. 48-43 34x45 2. 28-22 19x48 3. 22x02 48x31 4. 02x36 |
|
83) 1874,blz.356 No. 83. Van E.G. Dettmeijer te Amersfoort. Wit begint en wint. blz.373 1. 21-17 12x21 2. 28-23 19x28 3. 29-23 13x49 4. 23x32 49x27 5. 31x04 |
|
84) 1874,blz.356 No. 84. Van Dezelfden. Wit begint en wint. blz.373 1. 35-30 06x17 2. 30-24 19x30 3. 48-43 14x46 4. 43x05 Deze stand is zonder schijf 9 identiek aan de MS stand Van Emden in Sissa jan. 1874, no. 48, blz. 8 (hier diagram 61) welke weer eerder gepubliceerd is in de uitgave van Van Vollenhoven 1826 en 1836. Met schijf 9 is de stand remise. |
|
85) 1874,blz.356 No. 85. Van Dezelfden. Wit begint en wint. blz.373 1. 40-34 14x25 2. 34-29 23x32 3. 50-44 25x34 4. 44-39 34x43 5. 49x18 |
|
86) 1874,blz.356 No. 86. Van Dezelfden. Wit begint en wint. blz.373 1. 34-29 26x48 2. 29-24 48x25 3. 35-30 25x19 4. 24x02 |
|
Sissa, 16.02.1873
Damspel. Dam rust óf niet?
Blazen òf niet blazen?
De heer Hmrbg. in B. De damopgaaf no 2 doet u bezwaar maken tegen den zet van A, waar hij bij het einde van den zet 5 stuks slaat van 47 op 38 en 49 gaat. Deze handeling zou in strijd zijn met de regels van dit spel, want A had op 47 moeten rusten als dam, en niet dóórslaan, want eenmaal op de damrei gekomen, verandert zijn schijf in een dam, en zoo hij dan mogt doorslaan kon hij even goed met schijf 47 schijf 38 of 34 slaan als 43, eenmaal toch door het vijandelijke leger heen gekomen, wordt zijn schijf verhoogd en bekomt die de macht om de geheel linie waarop zij staat te beheerschen!
Deze regel zou algemeen gelden, en de heer Epharim van Embden alsmede de Heer uit de Beemster, zouden bovenstaand gevoelen huldigen!
Het is waar: de heer H. heeft gelijk dat van Embden in zijne verhandeling bl.9 dam-rust aanneemt, maar hij laat er bl.10 opvolgen “ondanks alle deze redenen schijnt het dat de franschen niet goedvinden deze regel, hoe overeenkomstig ook met den aard van het spel, algemeen aan te nemen”, en in eene handleiding voor het damspel van lateren tijd staat, ten opzichte van dam-rust “Deze wijze van spelen, hoe verdienstelijk zij overigens ook moge wezen, is niet algemeen aangenomen”. Men laat integendeel 4 van 47 over 43 op 38 doorslaan en dan wordt hij geacht geen dam te hebben, schoon hij de laatste reeks, waarop dam gehaald wordt, overgeloopen is.
Wij kiezen geen partij in deze kwestie, voor als nog, maar wenschen het oordeel van meerdere liefhebbers te mogen vernemen.
Blazen of niet! Het damspel is te wiskundig verheven, om het tot een voorwerp van speculatie te verlagen. Liefhebbers maken dus van geen blazen gebruik, maar waarschuwen partij dat hij verzuimt te slaan.
Sissa, 02.03.1873
Briefwisseling - (Dam-rust)
“De heer Hmbg te ’s Bosch vindt het geen afdoende reden het dam-rust niet als regel aan te nemen, omdat de Franschen niet goed vinden dien te volgen; hij verneemt dat die natie niet gerechtigd is in het damspel den toon aan te geven (1). Het spel is volstrekt niet bepaald van Franschen orsprong, ook niet aan de mode onderworpen en alzoo niet afhankelijk van de kreeten die uit Parijs komen. Aangezien damspelers van naam het dam-rust met den aard van het spel overeenkomstig achten en de handleiding voor het damspel van lateren tijd, het dam-rust als verdienstelijk aanprijst, zoo verneemt hij den inzenders van dam-voorstellen de uitnoodiging te mogen doen om, zoo zij van de speelwijze “dam-rust” afwijken, daarvan bij het opgeven hunner dam-voorstellen melding te maken.
(1) De vraag moet, dunkt ons, alleen wezen: verhoogd het de scherpzinnigheid van ’t spel, indien dam-rust niet verplichtend is. (Red).
“Wij maken hier tevens melding van een schrijven des heeren R. Heeren te Ternaard (prov. Friesland.. speelt men aldaar Fries en Pools?), te kennen gevende, dat hij nooit anders gespeeld heeft of zag spelen, dan dat men dóórsloeg en niet dat men – zoolang er nog stukken geslagen konden worden – met het slaande stuk, als het al slaande, op dam kwam, dáár rust houdt”. We zijn het geheel eens met dien schrijver, dat er in ons land gebrek bestaat aan vaste regels voor het damspel, zoomede dat de verouderde aanduidingswijze der positiën, verbetering behoeft en op dezelfde wijze als bij het schaakspel ingerigt kan worden; zoo ook dat het voorstellen der schijven op zwarte ruiten slechts tot onduidelijkheid leidt en er geen bezwaar bestaat om alleen de witte ruiten daartoe te bestemmen. In Engeland en Frankrijk gebruikt men tegenwoordig het gewone schaakbord om dam te spelen.
Sissa, 09.03.1873
Briefwisseling. Damspel.
Met welk stuk is men verpligt te slaan?
In Friesland geldt de regel dat men met dat stuk verpligt is te slaan, waarmede men het meeste slaan kan, en op dien grond, moet men als een vijandelijke dam èn een vijandelijk stuk, beide en afgezonderd van elkaar, à prendre zijn, met dat stuk slaan, waarmee men den vijandelijken dam slaat, want, - een dam is meer dan een schijf. Met andere woorden gaat damslag vóór of niet? En met het oog op deze vraag wenscht men het oordeel van ervaren damspelers te vernemen, omdat in opgaaf No 5 in strijd met die speelwijze gespeeld is.
…
De heer Hmbg te ’s Bosch. We waarderen uwen ijver zeer. In dank de bijdragen ontvangen, doch er is nog en portefeuille, en we meenen u opmerkzaam te mogen maken op de symmetrische voorstelling in No 3; en 11, volgt.
De heer A. de H. in de Beemster. Oude vrienden wederom te ontmoeten, doet het hart goed! We houden ons aanbevolen.
Sissa, 16.03.1873
Briefwisseling. Damspel.
De heer A. de Heer zond ons een gemotiveerd schrijven over enkele in dit blad besproken vraagpunten. De geachte schrijver verklaart zich onvoorwaardelijk voor damrust, als zoude het de scherpzinningheid van het spel verhoogen en geheel en al stemt hij in met den wensch des Heeren Hmbg te ’s Bosch, dat als regel worde aangenomen om in problema’s het dóór-slaan aan te duiden en waar dit niet geschiedt damrust aan te nemen.
Verder wordt op eene handleiding van lateren tijd dan die van v. Embden gewezen, uitgegeven te Rotterdam, waarin het beginsel dóór-slaan gehuldigt is, doch de groote meerderheid der spelers in ons land is voor dam-rust. Ten einde vaste regels te verkrijgen is de heer H. er vóór om de regels van v. Embden algemeen te volgen.
Het Damgezelschap te Amersfoort kan niet instemmen met onze bewering “het damspel is te wiskundig verheven” enz. om zich met blazen op te houden en het gezelschap beroept zich daarbij op het gevoelen van v. Embden, dat het damspel niet op wiskundige berekening steunt. Wij veroorloven ons in een paar opmerkingen de beide schrijvers te beantwoorden. We hebben geen overwegend bezwaar om als regel “Damrust” aan te nemen, doch uit het feit dat de Rotterdamsche handleiding van lateren tijd dien niet aanneemt alsmede de verklaring in eene handleiding ( van nog lateren tijd, uitgaven van Th. Bom 2e druk te Amsterdam, luidende “De zetten van den heer v. Embden hoe kunstig en leerzaam ook, zijn van mindere toepassing voor degenen, die zijne stelling van damrust niet volgen, en dit wordt buiten Amsterdam, en daar zelfs niet niet algemeen bijna nergens gedaan, bevatten de volgende bladen daarom opgaven, naar de meer algemeen aangenomen wijze, dat is met door-slaan – bewijzen voldoende dat er ten opzichte van de regelen in het damspel geene eenheid bestaat en dat v. Embden thans niet meer slaafsch gevold kan worden. Wel verre dat wij de wiskundige berekening aan het damspel eigen, zouden betwijfelen, blijkt uit v. Embden bl.21 uitgave 1785, dat hij de mogelijkheid daartoe aanneemt. Hij zegt “Daardoor alleen dat men zeggen kan, het dambord bestaat uit 50 ruiten, waarop gespeeld, en uit 40 schijven waarmede gespeeld wordt, bewijst dat men iets bepaald, iets eindigs noemt, iets dat zijn non plus ultra heeft en dierhalven dat het damspel zelve voor een becijffering van het getal der moogelijke ’t zaamenschikkingen daarin, vatbaar is”. Verder vinden we in de Amsterdamsche handleiding “Dit is gelooven wij, zeker, dat de Hollanders het damspel tot dien trap van wiskunstige volkomenheid hebben gebragt, waarop het zich thans bevindt”. Dat blazen verbannen wordt, vinden wij zeer juist. Wat toch is het middel van contrainte tegen hem die verzuimd met opzet, om aan de waarschuwing tot nemen, gevolg te nemen? Wordt er in ons land tegenwoordig nog dam gespeeld met schut en rest, met pointen, honneurs en va-tout?
Eene eenvoudiger en gemakkelijker methode om de speelvlakken aan te duiden, achten wij bepaald nodig, in ’t belang van ’t spel zelve. Wij maken daarom met erkentelijkheid gebruik van eene collectie verschillende methoden, welke Dr. Hartog Heijs v. Zouteveen de goedheid had, aan ons oordeel te onderwerpen. We kiezen daaruit de volgende, welke ons het eenvoudigste toeschijnt. Die nog beter weet, mag ’t zeggen:
Men kan ook twee verticale rijen met één letter aanwijzen, daar slechts de heflt der ruiten (de zwarten) bij het damspel gebruikt wordt, zoodat men slechts de letters A B C D en E nodig heeft.
……
De heer G. te Amersfoort. We accepteren zeer gaarne goede damopgaven. Dank voor uwe belangstelling.
Sissa. 23.03.1873
Briefwisseling. Damspel.
Achteruit slaan, ja of neen? v. Embden zegt: “De Marsch of gang van een schijf is voorwaarts, zoowel rechts als links op de eerst tegenoverstaande opene ruit; doch nimmer benedenwaarts, of te rugge”.
Tot zoover over schuiven, bij slaan is het anders. Bijvoorbeeld A heeft een schijf op 17; B vijf schijven op 23, 24, 33, 42 en 46. A moet spelen, slaat met 17 de schijven 23 en 24, sloeg hij daarentegen 23 en 33, dan stuit hij tegen 42, die door 46 gedekt is, en hij wordt dan terug geslagen. We zien hieruit, zegt v. Embden, dat een schijf het regt heeft om ook achterwaarts te slaan, en daarin van het schuiven verschilt.
In de nieuwe handleiding voor het damspel zijn beide grondregelen behouden.
Is een schijf in de gelegenheid om op twee verschillende wijzen een minder of meerder getal schijven te slaan, dan kan partij hem dwingen om de meeste schijven te moeten slaan (V. Embden).
A. heeft 4 schijven op 12, 14, 17 en 23. B. zes schijven op 28, 36, 37, 48, 39, 41. Wit zou nu voordeel behalen door slechts 2 schijven 28 en 39 te slaan ten einde dan spoedig op 50 te kunnen komen en dam halen, maar B heeft het regt, te vorderen dat A de meeste schijven moet slaan, dat is : 28, 38 en 37.
In de nieuwere handleiding geldt ook de leer: “Het is algemeen aangenomen, dat de meeste schijven of dammen moeten geslagen worden. Hieruit kan met grond worden afgeleid, dat men ook verpligt is, een dam boven een schijf te slaan; want een dam heeft méér waarde”.
Maar hoe nu? A Kan met een schijf òf met een dam slaan, een gelijk aantal schijven; gast nu damslag vóór of niet? In Sissa, zal eene beredeneerde dampartij, opgenomen worden.
Sissa, april 1873 blz. 16, 17, 18, 19, 20, 21.
Beredeneerde Dampatij.
Wanneer twee goed geordende en geposteerde legers, met evenveel beleid elkander slag leveren, moet het gevecht onbeslist (remise) blijven. Deze grondregel uit ’t schaakspel, is ook van toepassing op het damspel. – We zullen trachten dit duidelijk te maken, door de volgende partij.
A (wit) B (zwart)
01 schuift 18 op 23 schuift 33 op 28
Aldus wederzijds spelende, bewaard men de kracht van ’t spel, door in ’t midden regts en links te kunnen werken.
02 schuift 14 op 18 schuift 37 op 33
Ter dekking van de eerste schijven.
03 schuift 9 op 14 schuift 42 op 37
04 schuift 5 op 9! schuift 46 op 42
05 schuift 16 op 22 schuift 32 op 26
Indien A 18 op 24 geschoven had, om de marsch van 28 B af te snijden, zou dit in ’t nadeel van wit tot moorden aanleiding gegeven hebben.
06 schuift 12 op 16 schuift 26 op 21
Had zwart anders gespeeld, zou wit door 16 op 21 positie-voordeel behaald hebben.
07 schuift 6 op 12 schuift 35 op 29
A heeft gedekt. B is nu aanvaller, omdat hij het voordeel gehad heeft met schijf 32 tweemaal gespeeld hebbende, die schijf in volle werking gebragt te hebben. Daardoor hersteld zwart het evenwicht van ’t spel, dat de eerst-speler anders voor heeft, even als zulks op zekere hoogte in ’t schaakspel, in de siciliaansche spelopening plaats heeft.
08 schuift 19 op 25 schuift 39 op 35
Wit volgt geheel de regels, en wil niet nutteloos moorden. Zwart dekt zijn schijf 26.
09 schuift 25 op 30 schuift 45 op 39
Hierdoor wint wit een tempo: tweevoudige werking van een schijf, even als zwart gedaan heeft met 26 op 21. Zwart heeft nu dezelfden reden, welke wit had met 6 op 12. De partijen zijn volmaakt gelijk
10 schuift 22 op 27 slaat 33 op 22
Indien wit 2 op 6 speelde, sloot hij 1 in en zou 21 aldaar dam kunnen worden. Elke andere zet is minder goed dat die in den text.
11 slaat met 16 op 27 schuift met 37 op 32
Tot dus verre heeft zwat, als ’t ware de witte spelleiding nagevolgd, zonder nadeel aan zijn leget te doen. Wilde zwart nu echter met 29-18 aldus vervolgen, zou hij een schijf verliezen; door 36-32 te spelen zou moorden volgen en ruit 41 ongedekt blijven. Is 49-45 dan beter? Evenmin als het voor wit goed was om 2-6 te spelen, evenmin kan zwart 49-45 doen. Wit staat met 47 op aanval, en zwart kan dus niet beter doen, dan dit met 37-32 belemmeren.
12 slaat met 11 op 16 schuift met 32 op 26
Ter versterking van schijf 27 en om niet nutteloos te moorden. Zwart noodzaakt hierdoor hoe wit volgende zet moet spelen.
13 schuift met 16 op 22 schuift met 43 op 37
Met 29 zou zwart kunnen moorden en met 42-37 kwam wit in de gelegenheid zulks met 18 te kunnen doen
14 schuift met 18 op 24 slaat met 29 op 18
Wit moet nu of vijf zetten later, gedwongen, moorden. Doet hij het nu, dan noodzaakt hij tevens zwart om met 29 te slaan want door met 28 zulks te doen, zou hij nadeel bekomen door insluiten van schijven van wit.
15 slaat met 13 op 33 twee slaat met 37 op 28
16 schuift met 7 op 13! schuift met 42 op 37!
Zwart kan met 21,26 en 31 niets doen, zijn toeleg moet dus zijn om 42-33 te brengen, met het doel om 6 schijven van wit in bedwang te houden. Ten einde dit te verijdelen schuift wit 7-13.
17 schuift met 2 op 7 schuift met 37 op 32
Wit speeld aldus om de schijven 12 en 13, die hol staan, te ondersteunen, geeft daardoor wel gelegenheid om met 37-32 zes zijner schijven door zwart in bedwang te zien houden, maar hij doet ook hetzelfde aan zwart, en een even groot aantal.
18 schuift met 1 op 6 schuift met 35 op 29
Wit versterkt zijn regtervleugel, waartegen zwart zich in postuur zet
19 schuift met 15 op 19 schuift met 47 op 43
Ter afsnijding van de vrije marsch van 27 B, tevens om, des verkiezende, te kunnen moorden. Door 39-35 kon zwart moorden, maar liep dan gevaar een schijf te verliezen.
20 schuift met 6 op 11 schuift met 43 op 37
21 schuift met 11 op 16 schuift met 37 op 33
22 schuift met 19 op 25 schuift met 39 op 35
Zwart voorziet dat wit zijne schijven 7 en 13 in werking zal willen brengen, daarom is het beste te laten slaan.
23 slaat met 30 op 39 slaat met 44 op 35
24 schuift met 13 op 18 schuift met 49 op 44!
25 schuift met 7 op 12 schuift met 35 op 30
Zwart gedwongen zijnde het eerst te moeten moorden, schuift daarom 35 op 30.
26 schuift met 9 op 15 slaat met 30 op 19
27 slaat met 15 op 35 twee slaat met 40 op 29
28 schuift met 4 op 9 schuift met 50 op 45
Zwart onthoudt zich van moorden zoo lang mogelijk, omdat hij er geen voordeel bij heeft.
29 schuift met 9 op 15 schuift met 45 op 40
We zien het spel nu slechts met 6 schijven vermindert, een bewijs dat men dan slechts moorden moet, wanneer het verbetering der positie of tot winst leidt. Zwart vertraagde met den aanval, dewijl hij er geen voordeel inzag, en wit inmiddels een misslag zou kunnen begaan. Wit liet de gelegenheid tot moorden aan zwart open, en speelde zelf op positie.
30 schuift met 14 op 19 schuift met 29 op 24
31 slaat met 18 op 29 slaat met 34 op 14 twee
32 slaat met 23 op 43 twee slaat met 32 op 23
33 slaat met 17 op 37 twee slaat met 26 op 6 twee
34 slaat met 8 op 19 slaat met 21 op 12
35 schuift met 43 op 47 dam schuift met 36 op 32!
Wit haalt met 47 dam. Zwart kon nu spelen met 6 op 2 op 6 op 1, of den zet in den text, die het beste is. In het eerste geval volgt 13-17 om vervolgens na het slaan van zwart, met 37-42 een tweede dam te halen. Mogt zwart zulks willen beletten, dan zou hij twee schijven moeten verliezen. Gaat zwart met 6 op 1 dam, volgt 3-7 en wit kan een tweede dam gaan halen. In elk geval zou zwartniet anders dan remise kunnen bereiken. Om deze redenen speeld zwart 36-32, ten einde, zoo mogelijk twee dammen te bekomen.
36 slaat met 37 op 26 slaat met 31 op 22
37 schuift met 3 op 7 slaat met 12 op 3
Wit moet zich in postuur tot remise stellen, omdat zwart twee dammen tracht te halen, en daardoor zou winnen.
38 slaat met 47 op 31 slaat 3 op 30
39 slaat met 31 op 1 twee schuift met 30 op 14
40 schuift met 1 op 34 schuift met 41 op 36
Wit houdt nu 44 en 48 in bedang, want hij moet ook dreigend 14 op 3 in ’t oog houden.
41 schuift 34 op 12 schuift 14 op 3
Wit plaatst zijn dam dáár, om de schijven 10, 15 en 20 vrij te krijgen, dat echter door zwart met 14 op 3 verijdeld wordt.
42 schuift met 12 op 23 schuift met 36 op 31
43 schuift met 23 op 27 schuift met 44 op 39
44 schuift met 27 op 23 schuift met 39 op 35
45 schuift met 23 op 32! schuift met 35 op 29!
46 schuift met 32 op 5 schuift met 3 op 21
Zwart ontwijkt remise. Mogt hij bijvoorbeeld 31, 40 op 48 spelen, zoo wit terstond zijne twee schijven 20 en 15 tegen 29 afgeven en remise maken. Bij nog ander spel verliest hij een schijf of wit kan ook remise forceren.
47 schuift met 5 op 9 schuift met 31 op 26
48 schuift met 15 op 19 schuift met 21 op 3
46 schuift met 20 op 52 slaat met 29 op 20
50 schuift met 10 op 15 slaat met 3 op 30
51 schuift met 9 op 5 slaat met 20 op 9
52 slaat met 5 op 21 twee schijven, waarna beide spelers de partij voor remise verklaren, ofschoon zwart een schijf méér heeft.
Op blz. 62 staan vier correcties op de bovenstaande zettenreeks: Drukfouten Sissa No. 1
Blad 18 regel 2 v.b. staat 29-18 leest: 29-24
Blad 18 regel 6 v.b. staat met 47 leest: 27
Blad 18 12e zet v.b. staat slaat leest: schuift
Blad 18 regel 21 v.b. staat zoo leest: zou
01. 33-28 18-23 02. 39-33 12-18 03. 44-39 07-12 04. 50-44 01-07 05. 31-27 17-21
06. 37-31 21-26 07. 41-37 20-24 08. 34-30 14-20 09. 30-25 10-14 10. 27-22 18x27
11. 31x22 12-17 12. 36-31 17-21 13. 31-27 08-12 14. 33-29 24x33 15. 38x18 12x23
16. 42-38 07-12 17. 47-42 12-17 18. 46-41 20-24 19. 40-34 02-08 20. 41-36 08-12
21. 36-31 12-18 22. 34-30 14-20 23. 25x14 09x20 24. 38-33 04-09 25. 42-38 20-25
26. 44-40 25x34 27. 40x20 15x24 28. 49-44 05-10 29. 44-40 10-15 30. 39-34 24-29
31. 33x24 19x39 32. 28x08 17x28 33. 32x12 21x41 34. 43x34 26x37 35. 08-02 11-17
36. 12x21 16x27 37. 48-42 37x48 38. 02-16 48x25 39. 16x46 25-39 40. 46-19 06-11
41. 19-37 39-48 42. 37-28 11-16 43. 28-22 09-14 44. 22-28 14-20 45. 28-17 20-24
46. 17-50 48-26 47. 50-44 16-21 48. 40-34 26-48 49. 35-30 24x35 50. 45-40 48x25
51. 44-50 35x44 52. 50x26
Sissa 1873, bladzijden 71, 72, 73, 74 ,75
HET DAMSPEL.
De Grieken en Romeinen vermaakten zich met het verplaatsen, volgens een vastgestelden regel, van stukken op een bord, dat met ruiten bezet was. Onze voorvaders, de Batavieren, verpoosden zich almede met het damspel, zoodat de uitvinding zich in de grijze oudheid verliest.
Het bord, waarvan men zich bij het damspel bedient, is vierkant en verdeeld in 50 zwarte en 50 witte ruiten. Over het algemeen worden alleen de zwarte ruiten bespeeld, doch te regt zegt E. v. Embden, het geheel en al onverschillig is of men witte of zwarte ruiten tot spelen kiest, wanneer men slechts in ’t oog houdt dat ruit 1 voor wit aan de linkerhand is. Wij voegen er bij dat in typografisch opzicht het veel verkieselijker is om de witte ruiten voor het spel te bestemmen, uithoofde de duideliikheid in diagrammen daarbij zéér gebaat wordt.
Ieder speler heeft 20 schijven, wit en zwart gekleurd. A speelt met de witte, B met de zwarte schijven. De eerste staan op ruit 1 tot 20, de laatsten op ruit 31 tot 50.
Het doel bij ’t damspel is, dat de spelers elkanders schijven trachten te vermeesteren en van het bord te slaan en daardoor te winnen; of te beletten dat zijn schijven door partij bemagtigd (geslagen) worden; òf ook door dat men de laatsten schuif (zet) houdt en de tegenpartij niet schuiven kan, door dat zijne schijven opgesloten staan.
In dit laatste geval is de partij onbeslist (remise). Dit laatste is ook het geval, wanneer men te kleine overmacht of gelijke kracht en positie overhoudt, en het spel niet kan winnen.
Men speelt beurtelings en altoos één schijf vóórwaarts schuins. Nooit mag een schijf schterwaarts schuiven doch wel slaan. Bijvoorbeeld van 1 tot 12 als 12 onbedekt staat en een schijf van partij zich op 6 bevindt; of op gelijke wijze, van 2 tot 11, van 3 op 12 of 14 enz. en evenzoo achteruit, b.v. van 11 op 2, van 12 op 3 of 1 enz. Dit slaan gaat voort, zoo lang er eene ruit open is, vóór of achter de schijf., daar men vóór komt en die men neemt.
Bijvoorbeeld (dia 1): Wit staat op 3, en zwart op 7, 8, 17, 19, 28 en 29. Nu slaat wit van3 op12, van 12 op 23, 23 op 34, van 34 op25, van 25 op 14, en van daar weder op 3 terug.
Ander voorbeeld (dia2): Wit staat op 17; zwart staat op 23, 24, 33, 42, 46. Indien wit nu met schijf 17 23 en 33 slaat, komt hij op 37 en wordt door 42 terug geslagen. Daarom slaat wit 23 en achterwaarts schijf 24. Hij mag dus slaan, welke schijven hij verkiest te slaan, zij het ook achteruit. (E. v. E.)
Wanneer keus bestaat tusschen een minder of méérder getal schijven te moeten slaan, staat het de tegenpartij vrij al of niet te vorderen dat de meeste schijven zullen geslagen worden. Verlangt de tegenpartij dat de meeste schijven geslagen moeten worden, dan is het ook in overeenstemming met deze speelwijze, dat 1° damslag vóór gaat; 2° Indien een schijf met slaan te kiezen heeft tusschen een schijf en eene dam, laatstgenoemde genomen moet worden..
Bijvoorbeeld (dia3) wit heeft schijven op 12, 14, 17 en 23. Zwart op 28, 36, 37, 38, 39 41. Hier nu zou wit gaarne de mééste schijven niet willen slaan, ten einde dam te kunnen halen en winnen, maar zwart bezit het regt hem de verplihting op te leggen om, 28, 38 en 37 te moeten slaan.
Zoodra een der spelers met een van zijn schijven op de achterste rei van zijn partij komt, haalt hij dam, die door eene dubbele schijf onderscheiden wordt en het regt bezit, om vóór en achterwaarts te loopen over onbedekte reien. De strijd over het met dam doorslaan of met dam rust houden telt evenveel vóór als tegenstanders.
Naar onze meening verhoogt het door-slaan de rijkdom aan combinatiën en wordt het spel daardoor ingewikkelder om dat de mogelijkheid dam te halen daardoor verzwaard wordt. Van den anderen kant mist men hierdoor de fijne zetten, welke bij tamelijk vol spel, uit damrust kunnen voortvloeijen.
Voor als nog dient men als regel aan te nemen, dat de spelers bij den aanvang der partij, bepalen deze of gene manier van spelen te zullen volgen.
Voorbeeld van damrust (dia4): Wit staat op 36; zwart op 42 en 43. Wit slaat nu met 36 op 47 en haalt dam, mag nu niet terug slaan over 43, maar behoudt zijn dam tot den volgenden zet.
Diagram 1 | Diagram 2 | Diagram 3 | Diagram 4 |
Voorbeeld van door-slaan (dia5): Wit staat op 36. Zwart op 42, 43, 34, 24, 13, 12, 21 en 22. Wit slaat van 36 op 47 en van 47 op 38 en van daar op 29, 18, 7 16 en 27. Door doorslaan wordt het spel remise, bij damrust, won zwart.
Een dam heeft het voordeel om zich op alle ongedekte ruite te mogen plaatsen, die in den loop der lijn, waarop hij staat, zich bevinden. Bijv.: van 1 tot 50 of van 8 tot 31 of 30, met dien verstande: op een der ruiten welke zich op die lijnen bevinden. Een dam ongedekte schijven op de lijn of lijnen welke hij beheerscht ontmoetende, kan die weg slaan.
Bijvoorbeeld (dia6): wit heeft dam op 5. zwart staat op 7, 14, 26, 28, en 38. Wit slaat nu van 5 op 23 en van 23 op 34, van 34 op 43, van 43 op 21 en van 21 op 3. Wit mag aldus slaan, omdat 28 eene leiding der lijn 23 en zoo vervolgens is.
De dam mag niet over eene reeds geslagen schijf wederom heen slaan.
Bijvoorbeeld (dia7) wit dam op 5. zwart staat op 7, 14, 26, 28, 38 en 25. Wit slaat 14 en de vier overige schijven tot op 3 weg, maar mag nu 25 niet slaan, omdat hij reeds 14 geslagen heeft, en dus ten tweedemale over die ruit zou gaan. (E.v.E.)
Nog een voorbeeld (dia8): Wit heeft dam op 3. Zwart staat op 8, 13, 23 en 24. Wit slaat met 3 op 19 en van 19 op 28 en van 28 op 12 (niet op 17 want dan zou 13 terug slaan) zonder dat wit schijf 13 nemen mag, omdat het eene dekkingsschijf is. Dus ook dit dubbeld overslaan mag niet geschieden.
Diagram 5 | Diagram 6 | Diagram 7 | Diagram 8 |
De dam tusschen twee ongedekt schijven staande, kan één derzelve slaan niet beiden. Bijv (dia9/10): dam op 23. zwart staat 14 en 32. Voegt men nu op 15 en 38 nog twee schijven er bij, als dan mag de dam niet alleen 14, maar ook 15, 38 en 32 weg slaan.
De dam, op verschillende wijzen een gelijk aantal schijven kunnende slaan, kan de eene of andere wijze, naar keuze, volgen.
De dam kan genoodzaakt worden, de meeste schijven te moeten slaan, indien hij er voordeel bij had, het minste getal te slaan. Bijv (dia11): wit heeft dam 1. zwart staat op 17, 18, 32 en 42. zwart kan nu wit forceren drie schijven 17, 32, en 42 te moeten slaan; terwijl hij anders zou kunnen winnen door er slechts twee te slaan 17 en 18.
De dam heeft dit met de schijf gemeen, dat hij door een gedekte schijf van den vijand geslagen kan worden. Eindelijk moet nog in acht genomen worden, dat de schijf of dam, wanneer zij slaan, vóór dat de slag geheel geeindigd is, de stukken niet weggenomen mogen worden. Bijv. (dia12) wit heeft dam op 1, en zwart staat op 12, 22, 37, 44, 34, en 42. Nu slaat wit 12, 22, 37, 44 en 34 en blijft op 28 staan, zonder 42 te mogen nemen; want deze schijf was te voren gedekt, hetwelk tot vergissing kan leiden, wanneer bij iedere slag de schijven weggenomen worden.
Het slaan is eene verpligting zoowel voor de schijf als voor de dam. Verzuimt men het, moet men de tegenpartij op die verpligting opmerkzaam maken. Het blazen, dat is: het wegnemen van eene schijf of dam waarmede verzuimd wordt niet te slaan, is als in strijd met de geest van ’t damspel niet geoorloofd.
Moorden beteekend, wanneer zonder voordeel schijven weg geslagen worden.
Volle werking van de schijf het, wanneer men tweemaal achtereen met dezelfde schijf kan spelen, en daardoor tijd (tempo) wint. (vervolg hierna)
Diagram 9 | Diagram 10 | Diagram 11 | Diagram 12 |
Sissa 1873, blz. 92
Briefwisseling. Damspel:
De vraag of een schijf of dam tweemaal op dezelfde ruit mag komen, wordt door v. Embden ontkennend beantwoordt.
Bijvoorbeeld: A staat op: 2, 6, 8, 12 , 17, 18, 23
B staat op: 34, 37, 46 en 3 dammen op 1, 44 en 45
Wit schuift nu: 28 op 22 zwart slaat van 9 op 31, vervolgens op 48, op 39 en dam op 23. Hier moet hij halt houden, omdat ruit 37 en 22 door hem reeds gepasseerd zijn. Mogt zwart nu dóórslaan op 37, zou hij winnen, daarentegen op 23 blijvende, wint wit door te slaan met 32(3) tot op 5 dam. Deze kwestie telt ook al vóór en tegenstanders en het is ons nog niet mogelijk geweest te ontdekken, welke opinie deswegens in Nederland de méést heerschende is.
Sissa 1873, blz. 104, 105, 106, 107, 108 en 109
HET DAMSPEL
Vervolg van bl. 75
In postuur-zetten noemt men tot verdediging in slagorde stellen van schijven.
Op positie-spelen is het met beleid verdeelen van zijne schijven zoodat de meeste kracht midden op het bord behouden wordt.
Op “zetten” spelen, heet de kunstgreep waarbij meestal het eigen spel verzwakt en slechts gespuculeerd wordt op misslagen van den vijand.
Het op-brengen van ’t spel, is de manier waarop de schijven geplaatst worden in den aanvang van der partij.
Offensief spelen, noemt men het aanvallenderwijze uitzetten van schijven.
Defensief is het verdedigerwijze regelen van zijn spel, naar dat van de tegenpartij.
Slag of zet heet het oogenblik waarop meerdere schijven geslagen of een ander voordeel behaald wordt.
Pas of Marsch van een schijf, heet de loop welke de schijf volgt; die vrij òf belemmerd kan zijn.
Schildwachten noemt men de éérste schijven, die men uitbrengt.
De kracht der schijf. Hieronder verstaat men de eigenschap om 1e rechts en links te kunnen werken; 2e dat een andere schijf er door gedekt en ondersteund kan worden; 3e dat hij tevens tot aanval en tot verdediging kan dienen of daartoe medewerken.
Attaque beteekend het oogenblik waarop de aanval begint.
Broeksknoop is de schersende benaming die men aan schijf 3 geeft om dat die als de basis der kracht van ’t spel, zoolang mogelijk moet behouden worden.
Gesloten-positie noemt men het als alle schijven gedekt en geen punt tot aanval bloot staan.
Hol-staan beteekent dat er een ruit tusschen schijven van dezelfde kleur, onbezet is.
Algemeene damspelregelen.
Elk der spelers heeft 20 schijven die aanvankelijk op vier reien verdeeld zijn. Ten einde de kracht van zijn spel te handhaven, moet men de stukken op gelijke reien houden, zóó dat op elk derzelve vijf, of in evenredigheid zoveel minder als het getal door slaan afgenomen is, kunnen werken. Bijvoorbeeld wit staat op 1, 2 3, 4 en 5 tegen eene zwarte schijf onverschillig waar, mits niet dat hij slaan kan. Nu moet de zwarte schijf trachten door te breken, hetwelk onmogelijk is indien wit zijne positie weet te bewaren.
In ’t algemeen levert de positie 3, 7, 8, 12, 13, 14, 17, 18 en 23 met twee of drie schijven tot dekking der beide zijden, het sterkste verband op.
De damspeler, die voorzet, moeten er op bedacht zijn de kracht van zijn spel te bewaren; hij moet dus op positie geenzins op aanval spelen.
De tegenpartij moet zijn spel naar dat van zijne partij opbrengen. Loopt het spel echter op het laatst, dan komt de kracht van elke schijf bijzonder te pas, en kan men deze in verband met de overigen berekenen; dan behoudt men dikwijls met een schijnbaar zwak spel de overhand.
Bijvoorbeeld (dia13) wit op 2, 3, 7 en 11; zwart op 21 en dam op 17.
A schuift 7 op 12 B slaat. op 1(beste)
A schuift 11 op 16! B slaat 21 op 12
A schuift 2 op 6 B slaat 12 op 7
A schuift 3 op 12 en houdt partij ingesloten.
(dia14)Wit staat op 4, 9, 12, 15 en 38. Zwart op 11, 23, 24, 31, 36, 41, 42, 46, 47 en twee dammen op 26 en 32.
A schuift 4 op 8 B slaat 26 op 4
A schuift 12 op 16 B slaat 11 op 22
A schuift 15 op 19 B slaat 4 op 43 (2)
A slaat (3) en 2 dammen tot op 48, haalt zelf dam en houdt de partij ingesloten.
Schijven, die zonder eenig verband staan, kunnen somtijds nuttig aangewend worden, bijvoorbeeld (dia15): Wit staat op 2, 3, 4, 5, 10, 11, 20, 21, 30, 31, en 40. Zwart staat op 43 en vier dammen op 37, 38, 44 en 47.
A schuift 11 op 16 B slaat 38 op 11
A schuift 21 op 26 B slaat 37 op 21
A schuift 31 op 36 B slaat 47 op 31
A schuift 4 op 3 B slaat 31 op 4
A schuift 3 op 7 B slaat 21 op 3
A schuift 2 op 6 B slaat 11 op 2
A schuift 5 op 9 B slaat 4 op 15
A slaat 10 op 19 B slaat 3 op 25
A slaat 20 op 29 B slaat 2 op 35
A slaat 30 twee dammen en eene schijf op 37 en wint.
Dit heeft een goeden slag doen, en die gelegenheid biedt zich dikwijls aan; maar het hapert niet zelden aan de spelers, die er geen gebruik van weten te maken.
Bijvoorbeeld neemt beiderzijds een vol spel. Wit schuift 17-23 Zwart 33-28; Nu begaat wit de fout 12-17 te schuiven waarop zwart 28-24 laat volgen. Wit moet slaan, kiest 18-20 om het spel wat te rekken, zwart slaat met 35-24 terug. Wit 19-29, zwart schuift 32-27, wit slaat 23-32 en zwart slaat nu drie schijven van 34 op 21 en hij kat ’t spel winnen. Deze vrij algemeen bekende positie, heet le coup de mazette.
Bij ’t openene van ’t spel lette men dus zorgvuldig op de vóórste vrije schijven, die als verloren schild-wachten te beschouwen zijn. Telkens berekene men wáár een schijf komen kan en bij ’t slaan welke ruiten geopend worden en waarop die van de tegenpartij kunnen komen.
Men zij niet te vlug met een schijf of dam achter stukken van den vijand, welken hij niet dekken kan, te doen plaats nemen. Immer berekene men hierbij de gevolgen, want door iets opteofferen kan de tegenpartij somtijds positie winnen of een goede slag slaan. Bijv (dia16): wit staat op 3, 7, 12, 13, 14, 16, 20, 23, 28 en 30. Zwart op 21, 34, 37, 39, 40, 41, 42, 43, 48 en 49.
A schuift 20-25 om zwart uit te lokken tot het spelen van 40-35 en dan van 35-29 om schijf 25 te veroveren, door welke misslag A zou winnen.
Gesteld B schuift 40-35
A van 13 op 18 B van 35 op 29 (fout)
A van 23 op 27 B slaat 34 (twee) tot op 32
A slaat met 25 (2) 45 B sl. 49 op 40
A schuift 12 op 17 B sl. 21 (2)23
A slaat met 18 (3) 47 haalt dam en wint, zelfs in geval doorslaan geconditioneerd zijn.
Diagram 13 | Diagram 14 | Diagram 15 | Diagram 16 35-30 (15-20) 38-33 (20-24?) |
Moorden moet zonder overwegende redenen niet gedaan worden. Is men niet ver genoeg in ’t damspel ervaren om alle de gevolgen van eene ingewikkelde aanval te kunnen berekenen of ziet men kans door moorden zijn vijand de pas af te snijden van gedekte schijven en daardoor op eenigerlei wijze positie-voordeel te bekomen, alsdan moet moorden, zelfs met opoffering van stukken, aangewezen zijn. Door in den blinde schijven aftegeven verlaagd men het damspel tot een kinder-poppenspel. Evenzoo het in den blinde, onverschillig wáár, schuiven met de schijf.
Bijvoorbeeld (dia17) wit staat op 3, zwart op 48. Die eerst speeld wint, indien hij goed speelt. Insgelijks wanneer wit staat op 2, 30 en 35; zwart op 44, 47 en 49. Wit kan alleen door terstond 2 op 7 te spelen en den loop van schijf 47 te volgen.
Het tegenovergestelde heeft plaats wanneer elk speler twee schijven bezit. Bijvoorbeeld (dia18) wit staat op 1 en 10; zwart op 41 en 50. Hij die eerst schuift verliest, omdat de náspeler niet op gelijke wijze behoeft na te spelen, want als 1 schuift, kan zwart 41 opbrengen, of indien wit met 10 schuift, moet zwart met 50 spelen. Bij den aanvang der partij heeft men dus op te letten, in ’t verder beloop niet in dergelijke positiën te vervallen.
De slechtste zet, waarmee wit de partij kan openen, is 20 op 25, omdat 1e de werking der schijf tot de helft gereduceerd wordt, 2e zwart door 35-30 twee schijven van wit 19 en 25 in bedwang houdt.
Te beginnen met 19 op 25 is niet kwaad, daarentegen 19 op 24 is bepaald nadeelig, dewijl zwart met 35 op 30 wit tot moorden dwingt, vermits hij anders tegen een goed speler slecht spel krijgt, door 39-35 en 34-29.
Met schijf 16 op 22 te beginnen is niet slecht, daarentegen is 16 op 21 af te keuren, vooreerst om de halve werking der schijf, ten anderen dewijl zwart moet moorden en dus die schijf in den beginnen reeds buiten werking gesteld wordt. Het uitschuiven van schijf 17 leidt tot moorden, indien de tegenpartij goed schuift; is daarom niet aanbevelenswaardig. De beste zet om ’t spel te openen biedt schijf 18 aan, zooals we meenen in de beredeneerde dampartij te hebben aangetoond.
We hebben ten slotte nog opmerkzaam te maken op de grote waarde van schijf 3 (de broeksknoop).
Deze schijf in ’t midden der achterhoede geplaatst, dient als steunpunt voor de beide vleugels, regts en links. Deze moet zoo lang mogelijk op zijn plaats blijven; gaat die in ’t midden der partij verloren, loopt het spel stellig groot gevaar. Behoudt die zijne plaats dan strekt deze schijf ten allen tijde tot reserve om andere schijven te hulp te komen.
Diagram 17 | Diagram 18 |
Sissa 1874, blz. 155
Gemengde Berigten
Wij voldoen heden aan een treurigen pligt, het overlijden te melden van den Heer A. DE HEER, op den 15den Mei, in den ouderdom van ruim 68 jaar te BEEMSTER overleden.
De overledene was een goed schaakspeler, getuigen den wedstrijd in 1851 te Amsterdam[1], maar het dammen was steeds zijn geliefkoosde spel, en hij was daarin zóó ervaren, dat hij, hoewel iedere dam-speler van naam opzoekende, en zelf van alle kanten opgezocht wordende, steeds in iedere strijd overwinnaar is gebleven!
[1] | Klaas en niet Aris de Heer nam aan deze wedstrijd deel. Hij behaalde een 6e plaats. |