1894 - 1894 Wereldkroniek
De damrubriek in de ‘Wereldkroniek’ / 1894
Naam | : | Wereldkroniek | Diagram | : | ja | |
Plaats | : | Den Haag (zh) | Cijferstand | : | ja | |
Dag/week/maand | : | Week | Inzendingen door | : | o.a. E.J.B. van Vught; C.H. Broekkamp; C.G. Vervloet; C. Blankenaar | |
Periode | : | 1894 | Auteursna(a)m(en) | : | ja | |
Redacteur | : | C. Stams | Aantal opgaven | : | 43 | |
Bereik | : | landelijk | Oplossers | : | ja | |
Oplossingen | : | ja | ||||
Commentaar | : | ja | ||||
Bijzonderheden | : | een op moderne leest geschoeide rubriek. Informatie over spelregels; hervorming puntentelling; informatie over damspelers; damwedstrijden. Vragen van lezers. |
Prijzen | : | nee |
Belanghebbend is de rubriek die onder redactie van Constant Stams in 1894 verscheen in ‘de Wereldkroniek’. Uit deze rubriek is informatie te vinden waar, a.d.h.v. de woonplaatsen van de oplossers, en hoe, Stams behandelde meermalen vragen over dam-, meerslag en blazen, het damspel werd verspeeld. Deze rubriek heeft zeker bijgedragen tot een eenheid in de spelregels in Nederland. Het aantal oplossers bleef echter beperkt, mede omdat alleen abonnee’s een oplossing, en een probleem!, mochten inzenden. Een aanbod van E.G. Dettmeijer, Amersfoort om zijn damproblemen op te nemen, werd resoluut door Stams van de hand gewezen. Door de keuze van de problemen, en de toelichtingen bij de oplossingen, stond de rubriek op een hoog niveau. De redactie van het blad bood C. Stams de ruimte om uitvoerig op damtechnische zaken in te gaan en ook achtergrond informatie te geven over een aantal damspelers. Ook vinden we nog een aantal verslagen van damwedstrijden in de rubriek.
Opgaven, oplossingen jaargang 1894
01) 07.04.1894 Damprobleem No. 1 van Everat, te Parijs. Wit speelt en wint. 14.04.1894 1. 42-38 50-28(a) 2. 38-33 28x50(b) 3. 47-29 50-22(c) 4. 43-39 22x50 5. 29-01 50-22 6. 49-44 22x50 7. 01-06 (a) Het is duidelijk dat zwart verloren is als hij zijne Dam opoffert op 9, 14, 18, want in het gunstigste geval, haalt hij eene Dam, maar wit haalt er gemakkelijk nog 3 Dammen bij, en 4 Dammen tegen 1 Dam moeten altijd winnen. (b) Ook duidelijk dat zwart verloren is, als hij op 9 of 14 slaat. (c) Opoffering van Dam 5 door op 9 te spelen, kan ook niet in aanmerking komen, want dan gaat na de Zwarte Dam, ook de zwarte schijf een paar zetten daarna verloren. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren C.G. Vervloet, C. Blankenaar, Mad, te Rotterdam, J.A.M. te A. Mad[1]. Uw uitvoerige analyse is volkomen juist. In Hoofdspel (1) is in plaats van uw vierden zet: 9/14 nog korter en spaart voor wit een stuk; in het spel A zou 2/7 als vierde zet ook voor wit een stuk sparen. [1] ‘Een anagram van DAM’, vraagt Arie v.d. Stoep zich af in. Mad stuurde overigens ook oplossingen van de schaakproblemen in. Mad nietwaar? |
|
02) 14.04.1894 Damprobleem No. 2 van den Heer J. Bourquin, Locle. Wit speelt en wint. 05.05.1894 1. 37-32 28x17 2. 49-40 43x32(a) 3. 40x49 neemt 22 17-22 het beste 4. 49-32 22-28 het beste 5. 32x19 35-40 6. 19-35 (a) 2….35x44 3. 38x27 Goede oplossingen ontvangen van de Heeren C.G. Vervloet, C. Blankenaar, en damspelers in het Poolsche Koffijhuis te Rotterdam en E.J.B. van Vught, Amsterdam. |
|
03) 21.04.1894 Damprobleem No 3. Van den Heer C.G. Vervloet, Rotterdam. Wit speelt en wint. 12.05.1894 1. 32-27 21x32 2. 37x17 12x21 3. 24-20 25x14 4. 34-29 23x34 5. 45x20 05x46 6. 31-27 21x32 7. 42-37 32x41 8. 20-47 wint daar Zwart nu zijn schijf 20 moet prijs geven en dan vast staat. – Wij hebben de zetten van Zwart niet aangegeven, omdat zij geforceerd zijn. Oppervlakkig zou men zeggen dat de witte schijf op 9 en de zwarte op 20, overtollig zijn, en dat bovenstaande oplossing ook goed is als die 2 schijven niet op het bord staan; in dit geval zou er echter ook nog eene andere oplossing zijn, namelijk: Wit speelt 1. 31-27 22x31 2. 37x17 12x21 3. 32-28 23x32 4. 24-19 05x40 5. 45x26 enz. Dit zou het probleem foutief maken; een goed probleem mag slechts ééne oplossing hebben. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, en A.J. van der Woude te Amsterdam, H. Droog te Purmerend, en C. Blankenaar te Rotterdam. |
|
04) 28.04.1894 Damprobleem No. 4 van A.A. Everat, Parijs. Wit speelt en wint. 19.05.1894 1. 26-21 20x47 2. 23-18 12x32 3. 27x38 47x08 4. 21x03 wint; de zetten van zwart zijn geforceerd. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, Amsterdam, H. Droog, Purmerend, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, Rotterdam, A.A. te F. |
|
05) 05.05.1894 Damprobleem No. 3(=5) Weddenschaps-zet van Blonde. Wit speelt en wint. 26.05.1894 1. 43-38 42x33 2. 21-17 22x11 3. 24-20 15x24 4. 30x08 02x13 5. 49-16 11-17 klaarblijkelijk het beste 6. 16-02 wint bij eenigszins voorzichtig spel Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, Amsterdam, H. Droog, Purmerend, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, Rotterdam, en Jan Lels, Kinderdijk. |
|
06) 12.05.1894 Damprobleem No. 6 van den Heer E.J.B. van Vught, Amsterdam. Genaamd ‘’de Rekenaar”. Wit speelt en wint. 1894 1. 23-19 14x23 2. 21-17 12x21 3. 33-29 23x43 4. 44-39 10x26 5. 39x48 wint, want als Zwart nu antwoordt met 26/22 dan volgt er: Wit 27/16, 3/49, wint bij voorzichtig spel; als Zwart na Wit 14/3 eenigen anderen zet dan 26/22 speelt, dan wint Wit nog gemakkelijker, zoo als duidelijk is. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: F.C.H. te D; C.G. Vervloet, J. Blankenaar en C. Blankenaar, Rotterdam. |
|
07) 19.05.1894 Damprobleem No. 7 van een onbekend auteur. Wit speel en wint. 09.06.1894 1. 49-43 24x33 2. 43-38 33x42 3. 32-28 50x22 4. 05-37 42x31 5. 36x27 wint; de zetten van zwart zijn geforceerd. Ook dit probleem heeft weer bijna een nevenoplossing, die ons door één oplosser werd opgegeven, namelijk: Wit 4/9; als zwart nu 9 en 17 op 1 neemt, dan speelt Wit 24/28, waarna de zwarte Dam weer slaan moet, maar dan is het de beurt aan de witte Dam om te slaan, en zij slaat de zwarte Dam, benevens de schijven 37, 36 en 26, en wint het spel; als Zwart echter na 4/9 van Wit, met zijne Dam niet op 1, maar op 6 of 12 slaat, dan moet Wit dadelijk de zwarte Dam slaan, waarna Zwart nog de witte schijf 24 slaat en minstens remise maakt. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: C. Blankenaar, alhier en F.C.H. te D |
|
08) 26.05.1894 Damprobleem No. 8. Van H.W. Blijdenstein. Wit speelt en wint. 09.06.1894 1. 31-27 03x47 2. 19-13 22x42 3. 13x33 waarna Zwart verplicht is achtereenvolgens al zijne stukken prijs te geven. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught, Amsterdam; Jan Lels, Kinderdijk; C. Blankenaar, Rotterdam; F.C.H. te D en J.P. Berkhout, Nieuwediep. |
|
09) 02.06.1894 Damprobleem No. 9. Van Gregoire, Parijs. Wit speelt en wint. 16.06.1894 1. 12-08 03x21 2. 13-08 19x30 3. 28-22 27x18 4. 43-38 42x33 5. 15-10 05x14 6. 08-03 wint, daar zwart, hoe hij ook spele, niet verhinderen kan, dat wit, hetzij al zijne schijven wegslaat, of toch minstens 5 er van, waarna dan de zesde geen dam halen kan, maar zich prijs geven moet. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: F.C.H. te D; C.G. Vervloet en C. Blankenaar, Rotterdam; E.I.B. van Vught, Amsterdam en I.P. Berkhout, Nieuwediep. |
|
10) 09.06.1894 Damprobleem No. 10. Van den Heer C. Blankenaar, te Rotterdam. Wit speelt en wint. Wij vestigen bijzonder de aandacht op bovenstaand mooi probleem van een Zeventienjarig kunstenaar. 23.06.1894 1. 27-22 28x17 2. 24-19 41x32 3. 34-30 45x05 4. 43-39 25x43 5. 48x37 05x41 6. 46x37 wint. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.I.B. van Vught, te Amsterdam, J.L.B te R., F.C.H. te D. MB nr.: ?? |
|
11) 16.06.1894 Damprobleem No. 11. Van Hamelberg, ’s-Bosch. Wit speelt en wint. 30.06.1894 1. 18-07 02x11 2. 13-08 03x12 3. 23-18 12x23 4. 19x06 05x45 5. 06-01 wint, daar Zwart verplicht is zijne beide dammen en zijne schijf te laten slaan; eene aardige insluiting! |
|
12) 23.06.1894 Damprobleem No. 12. Uit het Boek van Metz. Wit speelt en wint. Voor No. 12 gelieve men op te geven, hoe Wit spelen moet om te winnen, na alle zetten die Zwart telkens op de zetten van Wit antwoorden kan, met andere woorden, men gelieve eene analyse der oplossing in te zenden. 07.07.1894 1. 37-19 25-03 A,B,C 2. 42-26 03-09 a,b 3. 41-36 09-20 4. 36-09 20x03 5. 19-08 a. 2… 03-20 3. 41-47 20-25c 4. 26-48 25-09 5. 47-20 09x25 6. 19-30 b. 2.…03-25 3. 26-03 25-39 4. 19-30 39x25 5. 41-14 c. 3… 20-09 4. 47-36 09-25 5. 36-09 25x03 6. 19-08 In enkele dezer ondervarianten dier er volgen na den eersten zet van zwart 30/48, welken ik als Hoofdspel aangenomen heb, kan Wit zijne dammen nog op andere wijze plaatsen en ook winnen, hoewel niet zoo kort als op de door mij aangegeven wijze. Hoofdvariant A. in deze antwoordt Zwart na 12/34 van Wit met 30/44 wat dan weder verschillende ondervarianten kan ten gevolge hebben, maar het is niet noodig die hier te vermelden, want men vindt ze in de hierboven aangegeven ondervarianten van het Hoofdspel. Hoofdvariant B. Als zwart na 12/34 van Wit, zijne dam op 19, 14 of 8 plaatst, speelt Wit 7 op 24, 18 of 13 en wint natuurlijk evenals in Hoofdvariant C wanneer Zwart op 12/34 met 30/3 antwoordt, want daarop speelt Wit 34/45. Goede oplossingen van No. 12 van de Heeren: E.J.B. van Vught, Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, Rotterdam en F.C.H. te D. Deze zet, het klaverblad van Metz genoemd, verscheen het eerst in het zooge-naamde Boek van Metz, in 1802 te Metz door J.G. Lallement, uitgegeven en waaraan Huguenin en Blonde hebben medegewerkt; in dit boek vindt men onder meer andere zaken, 407 damzetten op diagrammen. Het “Klaverblad van Metz” is de fijnste zet van 3 dammen tegen 1 dam dien men tot nu toe kent; hij wordt aan Lamontagne toegeschreven die vele zeer moeilijke problemen gemaakt heeft. |
|
13) 30.06.1894 Damprobleem No. 13 van den heer F.C.H., te D. Wit speelt en wint. Ook voor No. 13 komt eene analyse te pas. 14.07.1894 Wit speelt achtereenvolgens 1. 26-21 17x26 2. 27-21 26x17 3. 33-29 34x23 4. 15-04 25x28 5. 04x33, waarna steeds de zetten van zwart geforceerd zijn geweest, de stand is nu Wit Dam op 33, Zwart schijven op 5 en 23. Zwart is aan de beurt en speelt natuurlijk 05-10, waarna Wit als volgt wint: 6. 33-15 10-14 7. 15-33 14-19 8. 33-15 23-28 9. 15-10 19-23 10. 10-14 23-29 11. 14x32 29-34 12. 32-28 34-40 13. 28-33 40-45 14. 33-50 wint. Wit kan dit eindspel nog op andere wijzen winnen, maar heeft er, bij het beste tegenspel van Zwart, toch altijd 9 zetten voor noodig. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught, Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, Rotterdam, I.L.B. te R., I.P. Berkhout, te Nieuwediep en M.J.M. van der Velden, Tilburg. |
|
14) 07.07.1894 Damprobleem No. 14. Van Mendes. Wit speelt en wint. No. 14 moet zijn voorgekomen in eene correspondentie-partij tusschen Belgische en Fransche spelers waarbij Mendes de leider der Belgische spelers was. De zet is in eene correspondentie-partij niet moeielijk te ontdekken, maar ook in het dagelijksche spel is hij wel te zien wanneer men langzaam en met groote aandacht speelt. 1894 1. 26-21 29x38 2. 32x43 25x11 3. 03-20 16x27 4. 20x38 wint, want de Witte dam houdt de 2 Zwarte schijven 46 en 41 op de diagonaal van 21 van 21 tot 49 tegen, terwijl de Zwarte schijf 40 door de Witte schijf 20 tegengehouden wordt. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: Dr. C.I.P. te W., M.J.M. van der Velden, Tilburg, E.J.B. van Vught, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, te Rotterdam en P.v.d. te V. |
|
15) 14.07.1894 Damprobleem No. 15 van een onbekende. Wit speelt en wint. 28.07.1894 1. 26-21 09x36(a) 2. 32-27 08x30 3. 25x34 36x40 4. 45x34 (a) 1. 26-21 08x26 2. 32-28 09x36 3. 28-22 26x30 4. 25x34 36x40 5. 45x34 Goede oplossingen ontvangen van den Heeren C.G. Vervloet, C. Blankenaar en Mad., te Rotterdam, Dr. C.I.P. te W., P.v.d. te V., M.J.M. van der Velden, Tilburg en E.J.B. van Vught, Amsterdam. |
|
16) 21.07.1894 Probleem No. 16, van een onbekende. Wit speelt en wint. 04.08.1894 1. 48-25 20-24 2. 25-09 18-23 3. 09-13 24-29 4. 13-09 29-34 5. 09-14 23-29 6. 14-20 29-33 7. 20x38 34-40 8. 38-33 40-45 9. 33-50. Indien Zwart na den fijnen zet van Wit (4) 38/44 in plaats met 24/19, met 24/18 of 28-23 antwoordt, dan speelt Wit in beide gevallen toch 44/39 en wint op analoge manier als hierboven aangegeven. Zwart had op andere manieren kunnen antwoorden, maar het valt in het oog dat hij dan nog in minder zetten verloren ware geweest. Als Wit in plaats van 38/44, 38/42 gespeeld had, dan zou hij ook gewonnen hebben, op analoge wijze als hierboven aangegeven. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught te Amsterdam, C.G. Vervloet, Mad., J.L.B., A.B. v.d.B. te Rotterdam, en M.J.M. van der Velden te Tilburg. |
|
17) 28.07.1894 Damprobleem No. 17, van den Heer J. Vardon, te Caen. Wit speelt en wint. 11.08.1894 1. 36-31 26x30 2. 29-24 30x29 3. 22x04 wint. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught te Amsterdam, C.G. Vervloet, Rotterdam, dr. C.I.P. te W., P.v.d. te V., H Ten Ham E. Jzn., Barneveld. |
|
18) 04.08.1894 Damprobleem No. 18, van onzen Redacteur. Wit speelt en wint. 18.08.1894 1. 43-49 40-45 A,B 2. 38-43 35-02! 3. 49-35 02-16! 4. 43-49 16-07! 5. 35-40 45x34 6. 50-39 34x43 7. 49x02 A. 1….35-02 2. 49x35 02-07! 3. 50-45 07-11! 4. 45-07 11x02 5. 38-24 02x30 B. 1….40-44 2. 50x39 35-19,13,8,2 3. 39-28,22,17,11 slaat op 8 4 slaat en wint. De uitroepingsteekens betekeenen dat de beste zetten aangegeven zijn. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, W. Vijn te Hoogwoud en Jan Lels te Kinderdijk. |
|
19) 11.08.1894 Damprobleem No. 19 (de Politiek), van den Heer E.J.B. van Vught te Amsterdam. Wit speelt en wint. 25.08.1894 1. 27-22 16x29 2. 19-13 24x35 3. 44-39 35x33 4. 26-21 29x45 5. 21-17 12x21 6. 31-27 21x32 7. 22-17 11x22 8. 18x29 09x18 9. 23x01 45x23 10. 01x45 wint, daar Zwart de trictrac-lijn 10 tot 46 niet over kan zonder 2 zijner 3 overgeblevene schijven op te offeren, terwijl dan de derde en laatste schijf door de witte Dam op 5, vast gezet wordt. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: W. Vijn te Hoogwoud, C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam. |
|
20) 18.08.1894 Damprobleem No 20, van den Heer C. Blankenaar, Rotterdam. Wit speelt en wint. 25.08.1894 Probleem No. 20 – Tot onze spijt is er behalve de zeer schoone oplossing van den auteur, nog eene eenvoudige nevenoplossing, die echter vervalt als men Dam 5 op 9 plaatst. (1. 50-45 02x16 2. 40-35 29x40 3. 45x38[2]). 1894 1. 06-01 02x16 2. 43-38 32x43 3. 01-18 23x12 4. 34x32 16x38 5. 50x47, waarbij de zetten van Zwart steeds gedwongen zijn geweest, en waaarna de stand is: Wit dam op 2, schijven op 15 en 25, tegen Zwart schijven op 8 en 40, terwijl Zwart aan de beurt van spelen is: als Zwart 8/4 speelt, zoo volgt er: 6. 47-24 49x35 7. 24-02 35x24 8. 02x30. Speelt zwart 8/3 dan volgt: 6. 40-34 48-26 7. 47-42 26x48 8. 30-25 48x30 9. 25x34 Analoge speelwijzen worden gevolgd als zwart eer hij Dam haalt, of ook nadat hij op 3 Dam gehaald heeft, door opoffering zijner schijf 40, de Witte dam op 40 gebracht heeft. Deze oplossing geldt zoowel voor de oorspronkelijke stelling van het probleem. Zooals in ons Blad. No. 20, opgegeven, als voor den gewijzigden stand in ons blad No. 21 vermeld, waarin de oorsponkelijk op 5 staande Dam, op 9 gebracht is. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught te Amsterdam, C.G. Vervloet te Rotterdam, J. Luteijn te Groede, W. Vijn te Hoogwoud, P.v.d. te V., H. te B. en Dr. C.I.P. te W. [2] Aangegeven door E.J.B. van Vught in een brief van 20/08/1894. Zie artikel over van Van Vught op deze website. |
|
21) 25.08.1894 Probleem No. 21, van Blonde, Parijs. Wit speelt en wint. 15.09.1894 1. 04-15 37-41A 2. 15-10 41-46(a) 3. 10-05 (a) 2…41-47 3. 10-15 47x29 4. 15x47 A 1…37-42 2. 15-29 42-47(b) 3. 29-15 (b) 2…. 42-48 3. 29-34 Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: A. Muijsson, C.G. Vervloet, C. Blankenaar, I.A. den Arend en A.B.v.d.B, te Rotterdam, E.J.B. van Vught en C.H. Broekkamp te Amsterdam, Jan Lels te Kinderdijk, J. Luteijn te Groede, W. Vijn te Hoogwoud, B. Pak te Kralingen, Servaas Smits te Nijmegen en P.v.D. te V. |
|
22) 08.09.1894 Probleem No. 22, van den Heer C.H. Broekkamp, te Amsterdam. Wit speelt en wint. 29.09.1894 1. 45-40 49x35 2. 33-28 22x42 3. 23-18 13x22 4. 24x16 waarna Zwart keus heeft om met 20 op 26 of op 22 te slaan; als hij op 22 slaat, dan volgt er 35x27 5. 16x47 15x24 6. 47x27 05-10 7. 27-32 10-15 8. 32-28 17-21 9. 28-32 21-26 10. 32-37 15-20 11. 37-42 20-25 12. 42-48 slaat hij op 26, zoo volgt: 35x21 5. 16x04 15x24 6. 04x47 05-10 7. 47-41 10-15 8. 41-28 17-21 9. 28-32 21-26 10. 32-37 15-20 11. 37-42 20-25 12. 42-48 N.B. ook 8. 41-47 17-22 9. 47-38 22-28 10. 38-24 28-32 11. 24-42 wint. Goede oplossingen ontvingen wij van de Heeren: Servaas Smits te Nijmegen, C. Blankenaar en I.L. Flesseman te Rotterdam, Jan Lels te Kinderdijk, W. Vijn te Hoogwoud, J. Luteijn te Groede, Dr. C.I.P. te W., E.J.B. van Vught te Amsterdam, P.v.D. te V., en H. te H. Eene niet onaardige speelwijze in dit probleem zou zijn: 1. 45-40 49x35 2. 32-27 22x31 3. 20-14 10x39 4. 38-33 39x28 5. 29-23 28x19 6. 24-47 35x24 7. 47x14 Wit kan daardoor echter stellig niet winnen, maar wij meenen dat hij na zeer goed spel remise kan maken. |
|
23) 08.09.1894 Damprobleem No. 23: van den Heer S.S. te N. Wit speelt en wint. 29.09.1894 1. 34-29 23x34 2. 30-24 19x30 3. 25-20 14x25 4. 45-40 34x45 5. 39-34 30x39 6. 44x04 De oplossing is niet zeer moeilijk, maar wij houden dit probleem voor zeer leerzaam; een dergelijke damslag kan dagelijks onder het spelen voorkomen, en als men niet langzaam en met attentie speelt, is er veel gevaar dat zelfs sterke spelers hem over het hoofd zien. Goede oplossingen ontvingen wij van de Heeren: E.J.B. van Vught en C.H. Broekkamp te Amsterdam, J. Luteijn te Groede, W. Vijn te Hoogwoud, C. Blankenaar te Rotterdam, Dr. C.I.P. te W, Jan Lels te Kinderdijk, P.v.D. te V, H. te B. |
|
24) 15.09.1894 Damprobleem No. 24, van Laurent Commard. Wit speelt en wint. 29.09.1894 1. 28-23 19x39 2. 18-12 07x18 3. 45-40 16x07 4. 40-34 39x30 5. 29-23 18x29 6. 17-11 06x28 7. 32x01 Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught en C.H. Broekkamp te Amsterdam, Servaas Smits te Nijmegen, Dr. C.I.P. te W., J. Luteijn te Groede, P.v.D. te V., Jan Lels te Kinderdijk, C. Blankenaar, A.B. van der Boon, Jos. Valk en Mad, te Rotterdam. |
|
25) 29.09.1894 Probleem No. 25, van den Heer J. Luteijn, te Groede. Wit speelt en wint. 13.10.1894 1. 38-32 27x38 2. 49-43 38x40 3. 34x45 23x34 4. 35-30 34x25 5. 42-37 41x32 6. 47-41 36x47 7. 33-29 47x24 8. 15x34 01x40 9. 45x34 wint. Wit zou, bij verder goed spel, waarschijnlijk ook wel winnen na 1. 38-32 27x38 2. 34-30 23x25 3. 10-04 38x29 4. 15x46 zoo als ons werd gemeld door een paar oplossers, die ons tevens de oplossing van den auteur inzonden; wij gelooven dat dit juist is, en het doet ons leed dat het den heer Luteijn en ons ontsnapt is; toch is er dan nog wel eenig spel in voor Zwart en eenige kans op remise, en wij meenen ook dat bedoelde speelwijze niet als eene probleemoplossing kan beschouwd worden. Misschien kan de Heer Luteijn door eene kleine wijziging, zijn overigens verdienstelijk probleem nog zoodanig verbeteren dat er van geene nevenoplossing zelfs nog sprake kon zijn. Goede oplossingen ontvingen wij van de Heeren: E.J.B. van Vught en C.H. Broekkamp te Amsterdam, Dr. C.I.P. te W., Servaas Smits te Nijmegen, C. Blankenaar te Rotterdam. |
|
26) 29.09.1894 Damprobleem No. 26: Eindspel uit ‘Le Jeu de Dames’. Wit speelt en wint. 13.10.1894 1. 06-01 32-38 2. 01-34 38-42 3. 34-48 42-47 4. 09-04 47-15 5. 48-42 15x47 6. 04-15 Goede oplossingen ontvangen van de Heeren: E.J.B. van Vught eb C.H. Broekkamp te Amsterdam, J. Luteijn te Groede, C. Blankenaar, A.B. van der Boon en J.L.B., te Rotterdam. – Wij vreezen dat dit probleem door velen onzer oplossers over het hoofd gezien is omdat het niet op een diagram geplaatst was. |
|
27) 06.10.1894 Damprobleem No. 27, van den Heer E.J.B. van Vught te Amsterdam. Wit speelt en wint. 20.10.1894 1. 30-34 40x29 2. 47-41 28-33! 3. 41-36!! 33-39(a) 4. 36-18 29-34! 5. 18x40 39-43 6. 42-38 43x32 7. 40-29 32-37 8. 29-47 (a) 3….29-34 4. 36-18 34-40! 5. 18x45 33-39 6. 45-50 39-43 7. 42-38 43x32 8. 50-33 32-37 9. 33-47 N.B. in de a variant wint 4. 36-22 sneller In onze oplossingen duiden wij door 1 uitroepingsteeken achter den zet aan, dat hij de beste is, en door 2 uitroepingsteekens dat het een mooie, onverwachte zet is; uit den aard den zaak zal één uitroepingsteeken in den regel bij de zetten van Zwart geplaatst worden en wel bij die voor welke hij keus van spelen had en waarbij het nadenken vereischte wat zijn beste zet was, de zet die oogenschijnlijk de beste was om verlies te vermijden. Twee uitroepingsteekens zal men vinden bij de zetten van Wit, zooals voor No. 27 bij 2/6 hetgeen de sleutelzet van het fijne, moeielijke probleem genoemd kan worden, een tempowinst; de eerste zet 25/19 is ook al onverwacht. Van No. 27 ontvingen wij goede oplossingen van de Heeren C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, C.H. Broekkamp te Amsterdam, W. Vijn te Hoogwoud en Servaas Smits te Nijmegen. |
|
28) 13.10.1894 Damprobleem No. 28, van den Heer C. Blankenaar, te Rotterdam. Wit speelt en wint. 27.10.1894 1. 34-29 23x34 2. 25-14 15x24 3. 14x41 waarna Zwart keus heeft om met 46x21 of 46x44 te slaan, terwijl Wit dan in het eerste geval wint door met 4. 39x26, en in het tweede geval door met 4. 50x17 te slaan. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp en I. de Haas Az., te Amsterdam, C.G. Vervloet te Rotterdam, Dr. C.I.P. te W., Servaas Smits te Nijmegen, J. Luteijn te Groede. |
|
29) 20.10.1894 Damprobleem No. 29, van den Heer Jules Bourquin, te Locle. Wit speelt en wint. 10.11.1894 1. 27-21 16x36 2. 47-41 36x29 3. 39-34 18x27 4. 34x05 25x34 5. 49-44 40x38 6. 05-32 wint, want op welke wijze Zwart ook spele, van de 11 verschillende wijzen waarop het hem mogelijk is, Wit slaat altijd minstens 5 schijven en komt als hij er slechts 5 slaat, altijd op de middellijn te staan, behalve wanneer zwart zijn beste zet speelt, namelijk 38-43 in dit geval slaat Wit achtereenvolgens 22,37,44,19 en 8 en plaatst zich op 3, 7. 32x48 Zwart speelt om de middellijn over te komen 09-14! Waarop Wit 8. 48-25 speelt, de kortste manier om te winnen, namelijk: 14-19 9. 25-30 19-23 10. 30-34 23-28 11. 34x01 28-33 12. 01-34 33-38 13. 34-48 Na 13 zetten blijft er van het oogenschijnlijke zo sterke spel van zwart, geen schijf meer op het bord. Bij de andere wijzen waarop zwart na 50/17 van Wit kan spelen kan als hij slechts 5 zijner stukken wil laten slaan, komt Wit altijd op de middellijn te staan, terwijl de 2 schijven die Zwart dan nog overhoudt, die lijn niet gepasseerd zijn en er niet op kunnen komen zonder geslagen te worden. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp en Izak de Haas Az., 51 Basiusstraat, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, te Rotterdam, J. Luteijn, te Groede, W. Vijn, te Hoogwoud, Dr. C.I.P., te W. |
|
30) 27.10.1894 Damprobleem No. 30, van den Heer J. Vardon, te Caen. Wit speelt en ?. Probleem No. 30 – De stand van dit probleem is den Heer J. Vardon in eene gespeelde partij voorgekomen. 17.11.1894 Oplossing van No. 30. Het door ons bij dit Probleem gestelde vraagteeken wordt beantwoordt met: Wit doet een damslag door 1. 39-34 30x39 2. 35-30 24x35 3. 40-34 39x30 4. 21-17 12x21 5. 28-22 18x27 6. 33-29 23x34 7. 44-39 34x43 8. 38x49 27x38 9. 49-43 38x49 10. 50-44 49x40 11. 45x01 Dam. Het is een prachtige damslag, onder het spelen gedaan, en die wel bewijst dat men langzaam spelen moet en bij elken zet de positie goed bestudeeren. Hoe mooi echter de slag is, en hoe moeielijk om onder het spelen te zien, toch ware het voor Wit beter geweest hem niet te doen, want hij had 1 schijf meer dan Zwart en dus oogenschijnlijk kans op winst, terwijl na den damslag Zwart stellig remise maakt; de positie is dan namelijk: Wit Dam 46, Schijf 2 tegen Zwart Schijven 20, 26, 34 en 38, Zwart is aan de beurt en het spel kan worden: 35-40 13. 14-28 40-45 14. 28-50 21-27 15. 47-42 27-32 waarna Wit verplicht is met de Dam te spelen en Zwart Dam haalt, zoodat de partij remise is. Hier komen wij wederom terug op ons denkbeeld om in wedstrijden en matches, bij de remise partijen aan hem die in de meerderheid is, eenig extra voordeel toetekennen; de Witte Dam is hierboven verplicht, zooals gezegd, om zich van 5 te verplaatsen, als zij daarbij op 41 gaat staan, dan blijven beide partijen met 1 Dam en 1 Schijf over en is bij goed spel voor geen van beiden meerderheid te behalen, wat in het oog springt; maar, als Dam 5 zich op 32 of op 36 plaatst , dan gaat de Zwarte Schijf 17 nadat Zwart op 5 Dam heeft gehaald, door 32/26 of 36/31 verloren zonder dat Zwart de Witte Schijf 7 kan winnen, Wit blijft derhalve met Dam en Schijf tegen Zwart met Dam alleen, verkrijgt dus een meerderheid. Men ziet hieruit dat de wijziging die wij aan-bevelen, meer spel geven zou bij het einde der partijen. Bij het slotspel van ons problemen als de Zwarte Schijf op 10 en de witte Dam op 5 gekomen zijn, zou zwart dus strikt genomen beter doen met in plaats van 26/22, 22/17 te spelen; 26/21 of 22, 21 of 22/16, want alsdan kan Wit niet in de meerderheid komen, immers: 14…. 21-26 15. 47-41 26-31 16. 50-22 31-36 17. 41-37 45-50 18. 22-04 50-28 19. 37-31 en Wit heeft geen meerderheid, liep zelfs als hij niet zijn beste zetten had gespeeld, gevaar dat Zwart ze verkreeg. – We hopen eens eenigen weerklank te mogen hooren op wat wij zeggen ten gunste van ons denkbeeld: wijzigen der bij wedstrijden en matches toetekennen punten, met het oog op de remisepartijen. Goede oplossingen van No. 30 ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, H. Broekkamp en Jack de Haas Az., 51 Blasiusstraat, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, te Rotterdam, W. Vijn, te Hoogwoud, J. Luteijn, te Groede. |
|
31) 10.11.1894 Damprobleem No. 31, van Victor Nicod, London. Wit speelt en wint. 01.12.1894 1. 18-27 38-42 2. 26-21 42-47A 3. 14-09 47-20B 4. 09-03 20-15a,b 5. 03-17 15-47c 6.17-28 47-36d 7.28-22 36-47 8.22-09 47-15 9.09-04 15-47 10.04-15 47-36 11.15-04 a 4…. 20-47 5. 03-09 47-15 6. 09-04 15-47 7. 04-15 47-36 8. 15-04 b 4…. 20-25 5. 03-12 25-48e 6. 12-17 48-25 7. 17-03 25-48 8. 03-25 48-26 9.25-03 c 5…. 15-04 6. 17-22 04-15 7. 22-04 15-47 8. 04-15 47-36 9. 15-04 d 6…. 47-15 7. 28-41 15-47 8. 41-36 47-15 9. 36-47 15-04 10. 47-36 e (zie b-variant) 5…. 25-03 6. 12-17 03-25 7. 17-03 25-48 8. 03-25 48-26 9. 25-03 A 2…. 42-48 3. 14-09 48-25 4. 09-03 25-48 5. 03-25 48-26 6. 25-03 B 3…. 47-15 4. 09-04 15-47 5. 04-15 47-36 6. 15-04 Het is duidelijk dat hetgene wat wij het eerst geven, als hoofdoplossing, en de variant d, het sterkste spel voor zwart opleveren; voorst ook dat alleen wanneer Zwart met zijn 3den zet door 2/35 de Witte schijf 44 aanvalt, hij zich zonder onmiddellijk verlies op een ander dan een hoekveld plaatsen kan. Verschillende oplossers hebben gemeend dat wanneer Zwart op 2 dam haalde, Wit alsdan won door 39/45 maar zij zagen over het hoofd dat Zwart in dat geval door 2/6 remise maakt. Ook heeft men gedacht dat in de hoofdoplossing, en in variant d, de met twee uitroepingsteekens aangegeven zet 32/23, vervangen kon worden door 32/27, maar dit is niet zoo, want dan maakt Zwart remise door 2/7, enz. Een paar oplossers zagen variant B over het hoofd, den eenigen variant waarin Wit op 49 zijn tweede Dam haalt. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp en Jack de Haas Azn., 51 Blasiusstraat, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, R.H.F.S. te K. 29.12.1894 Probleem-eindspel No. 31 – In ons Blad No. 31 deelden wij over dit Probleem mede dat na: 1. 18-27 38-42 2. 26-21 42-47 3. 14-09 47-20 4. 09-03 20-15 5. 03-17 15-47 6. 17-22 Zwart door 2/7 remise zou maken, maar dit is toch niet juist gelijk de Heer Vervloet ons opmerkte, want ook dan nog wint Wit door 27 op 23 te spelen, wat men door onderzoek zien zal; echter is dadelijk 32/23 te spelen, stellig beter dan eerst 32/27 en dan 27/23, omdat het korter is, want anders kan zwart het schuiven één zet langer rekken. |
|
32) 10.11.1894 Damprobleem No. 32. De Heer W. Vijn, te Hoogwoud, de oplossing van Probleem No. 29 bestudeerend, vond dat men door verplaatsing der schijven 42 en 44, op 36 en 35, een ander fraai Probleem verkrijgt; de stand is dan (zie diagram). Wit speelt en wint. 01.12.1894 1. 27-21 16x36 2. 47-41 36x29 3. 49-44 40x38 4. 39-33 25x34 5. 33x04 18x27 6. 04x30. Het is opmerkelijk dat voor dit Probleem de oplossing van den Heer Bourquin voor zijn Probleem 29, ook bijna wint, namelijk 22/26, 2/6, 14/19, 19/50, 4/9 50/17, want van de 13 manieren waarop Zwart nu spelen kan, kan hij slechts op 3 manieren remise afdwingen door 22/26, wat het meest radicaal is, door 19/15 en door 37/33. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp en Jack de Haas Az, 51 Blasiusstraat, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, te Rotterdam, J. Luteijn, te Groede. |
|
33) 17.11.1894 Damprobleem No. 33, van onzen Redacteur. Wit speelt en wint. 08.12.1894 1. 27-38 17-22A,B 2. 50-45 22-28a 3. 38-20 28-32 4. 20-14 23-28b 5. 14-19 28-33 6. 19x37 33-39! 7. 37-32 39-44 8. 32-28 44-50! 9. 28-06 35-40 10. 45x34 50-45 11. 06-01 a 2…. 23-28 3. 38-43 28-33 4. 43-16 22-28c 5. 16-43 28-32d 6. 43x27 33-39 7. 27-32 39-44 8. 32-28 wint als hierboven b 4….23-29 5. 14x37 29-33 6. 37-32 33-39 7. 32-38 39-44 8. 38-33 wint als hierb. c (zie a-variant) 4…. 33-39 5. 16-11 22-27 6. 11x50 35-40! 7. 45x34 27-32 8. 50-33 32-37 9. 33-47 d (zie a-variant) 5…. 33-39 6. 43x25 28-32! 7. 25-20 32-37 8. 20-47 A 1… 23-28 2. 50-45 17-22 3. 38-43 28-33 4. 43-16 wint; als Zwart namelijk 27/23 Antwoordt, wint Wit volgens de speelwijzen in de ondervarianten a en d aangetoond, en antwoordt Zwart 18/14, zoo wint Wit als in ondervariant c. B 1….35-40 2. 38-32 23-29 3. 32-38 29-34 4. 38-43 wint, wat duidelijk is Dus wordt Zwart, ook als hij na 22/13 van Wit zijne beste zetten speelt, toch altijd in den val gedreven hem door 5/10 gelegd; de Witte Dam moet daarbij zorgen dat wanneer Zwart eene zijner twee in het vrije verkeer geblevene schijven heeft moeten offeren, en de andere op 18 of 14 gekomen is, deze schijf te beletten om op 13 of 8 te komen indien zij daardoor den val op 5 vermijden kan en als zwart daardoor remise zou kunnen maken; eerst wanneer deze schijf op 9 geschoven is, mag de Witte Dam haar aanvallen door zich op de trictrac-lijn te plaatsen, niet op 4. – Na 22/13 en 5/10 van Wit kan Zwart ook nog op eenigsints andere maar luttel varieerende wijzen gedwongen worden eener zijner twee vrije schijven op te offeren en met de andere in den val te loopen. De heer C. Blankenaar alhier ontdekte ook dat Wit in plaats van met 22/13 kan aanvangen met 5/10; antwoordt Zwart dan 28/23, zoo speelt Wit 22/13 en wordt de winst op dezelfden wijze verkregen als in Hoofdvariant A, maar antwoordt zwart 28/24! zoo volgt: 1….23-29 2. 27-09 29-33! 3. 09-03 17-22! 4. 03-09 22-28 5. 09-14 28-32 6. 14x37 33-39! 7. 37-32 39-44 8. 32-28 wint, daar Zwart weder in den val komt als in onze eigene oplossing; deze oplossing van den Heer Blankenaar is niet korter dan de onze welke laatste alléén ons door de overige oplossers gezonden werd, en Zwart komt in den zelfden val. Zij kan echter de meest afdoende genoemd worden omdat zij Zwart het minst keus van spel laat. Hoewel wij niet weten waar, meenen wij dat het gronddenkbeeld van ons probleem-eindspel ook ergens bij van Embden of Blijdenstein gevonden wordt; onze Redacteur heeft het echter aan den Heer Servaas Smits te Nijmegen te danken, die een eindspel ter plaatsing aanbood waarop naar het bleek, behalve de oplossing van den Heer Smits, ook nog de oplossing van No. 33 toepasselijk was; de Heer Smits wijzigde toen zijn eindspel en wij bieden het hiermede aan als Probleem No. 33a (zie diagram) – Wit speelt en wint. Van No. 33 ontvingen wij goede oplossingen van de Heeren E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp en Jack de Haas Az., 51 Blasiusstraat, te Amsterdam, C.G. Vervloet en C. Blankenaar, te Rotterdam, W. Vijn, te Hoogwoud. N.B. De stand bevat ook de volgende b.o. : 1. 27-32 23-29 2. 32-38 29-34 3. 38-43 34-40 4. 43-38 17-22 5. 38-33 22-27 6. 50-45 40-44 7. 33x50 35-40 8. 45x34 27-32 9. 50-33 In de A-variant wint ook 3. 38-20! 22-27 4. 20-09 27-32 5. 09-14 28-33 6. 14x37 33-39 7. 37-32 39-44 8. 32-28 (aangegeven door J. Viergever?). |
|
34) 01.12.1894 Damprobleem No. 34, van den Heer C.G. Vervloet, te Rotterdam. Wit speelt en wint. 15.12.1894 1. 06-01 31-36A,B 2. 01-06 36-41a,b 3. 32-27 wint, want als Zwart 6/1 speelt, zoo wint 22/26 en 41/50; speelt Zwart 6/2 dan wint Wit door 22/27 en 41/50; bij Zwart 45/39 of 45/40, volgt Wit 22/26 en 41/1 wint a 2…. 10-15 3. 32-27 15-20c 4. 27-21 26x17 5. 06x15 36-41 6. 15-10 b 2…. 10-14 3. 32-27 14-20 4. 27-21 wint als in a. c 3…. 26-31 4. 38-33 31x22 5. 06x28 15-20 6. 33-29 20-25 7. 29-24 wint. In de hoofdvarianten A 45/49 en B 45/40, volgt ook Wit 46/41, waarop Zwart verplicht Is 16/11 te spelen, en dan wint Wit na 17/22 op eene der speelwijzen hier boven aangegeven. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren J. Luteijn te Groede, C. Blankenaar en J.L.B. te Rotterdam, Jack de Haas Azn, 51 Blasiusstraat, E.J.B. van Vught, C.H. Broekkamp, te Amsterdam en R.H.F.S., te K. |
|
35) 01.12.1894 Probleem No. 35. De stand is dezelfde als van probleem 34, behalve dat de Witte Schijf 41 op 43 staat. 15.12.1894 1. 32-27 31x22 2. 08-02 10-14!a,b,c,d 3. 02-13 22-28 4. 13-30 14-20 5. 30-39 20-24 6. 39x22 24-30! 7. 22-18 30-35 8. 38-33 N.B. de laatste zet moet natuurlijk 38-32 zijn. Ook 5. 30-48 20-25 6. 48-37wint; Ook 7. 38-32 wint. Indien zwart a 21/16 speelt, wint Wit door 47/36 en 36/31 dadelijk een schijf; bij b 27/23 gaat door 47/34 ook eene schijf verloren, en houden evenals in a de Dam en de schijf gemakkelijk de twee overgeblevene Zwarte schijven tegen; bij c 27/22 plaats de Witte Dam zich op de middellijn, belet de twee zwarte schijven die nog vóór die lijn staan, om er op te komen, terwijl schijf 13 de derde Zwarte schijf tegenhoudt; bij d 45/40 kan Wit winnen als in de hoofdoplossing, en ook door: 2…. 10-15 3. 02-13 22-28 4. 13-19 15-20 5. 19x37 20-24 6. 38-32 24-29 7. 32-27 29-33 8. 37-32 33-39 9. 32-49 Goede oplossingen van de Heeren J. Luteijn, te Groede, C. Blankenaar, te Rotterdam, Jack de Haas Azn., 51 Blasiusstraat, E.J.B. van Vught en C.H. Broekkamp, te Amsterdam. |
|
36) 01.12.1894 Hoogst merkwaardige eindpositie dezer dagen voorgekomen in eene partij tusschen de heer C.G. Vervloet en C. Blankenaar: Wit schijven op 11, 12, 16, 22, Zwart schijven op 31, 32, 36, 41: Wit speelt en beslist de partij ten zijnen gunsten in 5 zetten; het mooiste van het geval is echter dat zoowel voor Wit als voor Zwart, alle zetten om zoo te zeggen geforceerd zijn. |
|
37) 08.12.1894 Damprobleem No. 36, van Lamontagne. Wit speelt en wint. 22.12.1894 1. 17-11 06x17 2. 19-13 08x19 3. 29-24 19x28 4. 32x23 18x29 5. 27-22 16x18 6. 37-31 36x27 7. 38-32 27x38 8. 42x02 Goede oplossingen ontvangen van de Heeren C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, R.H.F.S., te K, W. Vijn te Hoogwoud, J. Luteijn te Groede, E.J.B. van Vught, Jack de Haas Azn. en C.H. Broekkamp te Amsterdam |
|
38) 08.12.1894 Damprobleem No. 33a (wellicht van Servaas Smits; zie ook Prov. Geld. Nijm. Crt. van 1895, nr. 20) 22.12.1894 1. 21-38 29-34 2. 38-43 34-40 3. 43-38 11-17a,b,c 4. 38-33 17-21 5. 50-45 wint N.B. ook 4. 38-29 wint, bijv.: 40-45 5. 29-38 17-22 6. 38-32; a 3…. 11-16 4. 38-49 40-45 5. 49-43 35-40 6. 43-49 N.B. ook 4. 38-29 wint b 3…. 40-45 4. 38-32 11-16 5. 32-38 35-40 6. 38-49 N.B. 4. 38-21 is dwingender c 3…. 40-44 4. 50x39 onverschillig 39-34 wint De Heeren W. Vijn te Hoogwoud en Jack de Haas Azn. te Amsterdam zonden ons van No. 33a eene anderen oplossing, die even kort zijnde, even goed is; in beide oplossingen heeft Wit – als Zwart het schuiven zoo lang mogelijk rekken wil – 11 zetten noodig om hem het schuiven te beletten; in het volgende hoofdspel der oplossing van die Heeren, laten wij Zwart de beste zetten spelen: 1. 21-38 29-34 2. 38-43 34-40 3. 43-16 11-17 4. 16-07 40-45 5. 07-16 17-22 6. 16-32 35-40 7. 32-49 22-28 8. 49x35 28-32 9. 35-24 32-37 10. 24-47 37-41 of 42 2 slaat en wint Van No. 33a ontvingen wij goeden oplossingen van de Heeren W. Vijn, Hoogwoud, C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, J. Luteijn te Groede, E.J.B. van Vught, Jack de Haas Azn. en C.H. Broekkamp te Amsterdam. 15.12.1894 In 1895 verschijnt onze damrubriek niet meer en dus komt er geen probleem op 29 Dezer; tengevolge daarvan geven wij heden twee zeer fijne en moeielijke probleemeindspelen, en hopen in ons nummer 22 dezer plaatsruimte te mogen hebben voor een mooi probleem van den Heer J. Luteijn, te Groede, en in dat van 29 dezer voor de drie oplossingen. |
|
39) 15.12.1894
|
|
40) 15.12.1894 Damprobleem No. 38, “Haast je maar niet” van den Heer C.H. Broekkamp, te Amsterdam. Wit speelt en wint. 29.12.1894 1. 32-27 06x17 2. 16-11 17x06 3. 42-38 43x21 4. 26x08 06-11A,B 5. 08-03 14-19 6. 03-08 19-23 7. 08-24 23-28a,b 8. 24-38 11-17c 9. 38-16 28-33 10. 16-43 17-22 11. 43-16 wint, want als Zwart 27/23 speelt, antwoordt Wit 31/8, terwijl op Zwart 18/14, 31/36 volgt. a. 7…. 11-17 8. 24-38 17-22 aa 9. 38-15 22-27 10. 15-04 27-32 11. 04-15 wint, want als Zwart 17/12 speelt, antwoordt Wit met 35/39, en speelt Zwart 28/23, zoo volgt Wit 35/7 aa. 8…. Als Zwart in plaats van 32/27, 28/23 speelt, zoo wint Wit als hierboven in het hoofdspel aangetoond. b. 7…. 11-16 8. 24-38 23-28 9. 38-27 28-33 10. 27-43 wint, wat duidelijk is. c. Indien zwart in plaats van 36/32, 36/31 speelt, wint Wit na 13/22 evenals in b is aangetoond. A. 4…. 14-19 5. 08-03 19-24 6. 03-08 24-29 7. 08-17 29-34 8. 17-44 wint, wat duidelijk is. B. 4…. 20-25 6. 03-17 25-30Bb 7. 17-39 30-35 8. 39-44 Bb. Als zwart in plaats van 35/30, 35/29 speelt, zoo wint Wit na 48/43 en 43/32 evenals in A. Goede oplossingen ontvangen van de Heeren C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam, E.J.B. van Vught en Jack de Haas Azn. te Amsterdam en R.H.F.S. te K. N.B. de stand na 4. 26x08 is een ondervariant van David en Goliath. |
|
41) 15.12.1894 De zeldzame stand der partij tusschen de Heeren C.G. Vervloet en C. Blankenaar, in ons nummer 35 vermeld, ontstond als volgt: eenige zetten vroeger was de stand (zie diagram 41), waarop toen gespeeld is 1. 41-36 19-23 2. 01x20 35-40 3. 20-03 21-26 4. 03-14 40-45 5. 32-28 45-50 6. 14-03 50x17 7. 03x21 26x17 N.B. wit wint door 8. 37-32 17-21 9. 31-26 11-17 10. 36-31 06-11 11. 27-22 17x37 12. 26x06 37x26 13. 06-01 26-31 14. 01-23 |
|
42) 22.12.1894 Damprobleem No. 38 (=39), van den Heer J. Luteijn, te Groede. Wit speelt en wint. 29.12.1894 1. 33-28 22x44 2. 37-32 27x38 3. 26-21 17x26 4. 25-20 14x25 5. 34-48 10x46 6. 24-20 25x14 7. 29-23 46x19 8. 36-31 26x37 9. 48x02 wint. N.B. 1. 33-28 22x44 2. 24-19 14x23 3. 29x18 12x23 4. 34x40 07-11 5. 40-44 wint het eindspel. Goede oplossingen van de Heeren C.G. Vervloet en C. Blankenaar te Rotterdam en Jack de Haas Azn., te Amsterdam. |
|
43) 29.12.1894 Probleem-eindspel No. 33 - De val waardoor Wit in dit probleem wint, komt ook voor in een fraai eindspel van den Heer C.G. Vervloet alhier, hetwelk 15 Juni 1892 in het Fransche Maandschrift les Tablettes de Chercheur gepubliceerd werd, en waarvan de stand is: Wit schijven 10 en 34, tegen Zwart schijven 30 en 32, Wit speelt en wint. N.B. wint door 1. 19-14 17-22 2. 14-10 22-28 3. 10-05 28-33 4. 05-32 33-39 5. 32-49 25-30 6. 49-38 30-35 7. 38-32 39-44 8. 32-28 44-50 9. 28-06. Oplossing niet gepubliceerd. |
|
En hiermede neemt de Redacteur onzer Damspel-rubriek voorloopig afscheid van onze probleem-oplossers en van onze andere abonnés die zich voor onze dam-opgaven interesseeren; hij hoopt dat 1895 hun een gelukkig jaar moge zijn.
Wereldkroniek 29.12.1894
Teksten Wereldkroniek 1894
07.04.1894
Men gelieve voor het inzenden der oplossingen de notatie van Ephraim van Embden te bezigen, namelijk van 1 tot 50, waarbij 1 de eerste ruit is beneden aan het bord, op de onderste ruiten derhalve, terwijl 2,3,4,5 volgen op dezelfde rij, 6 de eerste ruit links van de tweede rij van beneden af aan, enz. enz. enz., zoodat 50 de laatste ruit rechts is der bovenste rij. Speelt men b.v. met een stuk, dat op 21 staat, en men komt bij dien zet, hetzij door schuiven of door slaan te staan p 26, op 16, op 49, op 6, op 37 of waar dan ook, dan geeft men op: 21/26, of 21/16, of 21/49, of 21/6, of 1/37 enz.
De algemeen bekende regels van het Poolsche of gewone Damspel gelden; uitdrukkelijk wordt herinnerd dat de bij enkelen in zwang zijnde regels: Damslag gaat voor en Dam rust, niet gelden.Tenzij dat het uitdrukkelijk anders opgegeven worde, zoo wordt er in de problemen altijd door Wit begonnen en gewonnen. Er wordt iedere week een Damprobleem gepubliceerd. Zij die hunne oplossingen wenschen intezenden, gelieven dit te doen aan het adres van den Heer C. Stams, Wijnstraat 109 te Rotterdam, en op te geven of zij als oplossers hun naam en woonplaats voluit of alleen met initialen wenschen vermeld te zien.
De oplossingen kon men inzenden:
Binnen 3 weken aan den Heer C. Stams, Wijnstraat 109, Rotterdam - nrs. 1 t.m. 7
Binnen veertien dagen aan den Heer C. Stams, Wijnstraat 109, Rotterdam - nrs. 8 t.m. 21
Binnen twaalf dagen aan den Heer C. Stams, Wijnstraat 109, Rotterdam - nrs. 22 t.m. 38
Van nummer 39 diende de oplossing uiterlijk 27 December binnen te zijn.
14.04.1894
J.A.M. te A. Tot onze spijt mogen wij in uw voorstel niet treden; van Nederlanders zullen wij in den regel slechts problemen plaatsen, indien zij op ons blad geabonneerd zijn.
E.G.D. te A. Wij zullen van uw aanbod géén gebruik maken.
S.S. te N. Voor uwen brief van 12 Februari zeggen wij u vriendelijk dank, zoomede voor het gezondene, en wij zullen gaarne bij gelegenheid iets van u plaatsen. Wij zullen os best doen om ons zeer schoone Damspel wat meer naar waarde te doen schatten; daarvoor zullen wij – althans vooreerst- geen zeer moeielijke problemen geven, maar ook geen zeer gemakkeljke.
X. te B. Neen. Damslag gaat niet voor; geen der beide Hollandsche, geen der zeer talrijke Fransche leerboeken over het spel, geeft dien regel aan; - zij leeren dat men moet slaan met het stuk of met een der stukken waarmede men het grootste aantal stukken slaan kan, terwijl zoowel eene Dam als een Schijf als een stuk te beschouwen is.
A.B.v.d.B te R. Neem s.v.p. een abonnement en zend ons uwe oplossingen; ondersteun daardoor de goede zaak. Wij zullen er voor zorgen dat de jaargangen “Wereldkroniek”, óók door de rubriek Damspel blijvende waarde houden.
21.04.1894
X. te B. – A.A. Everat, de auteur van ons Probleem no. 1, heeft in 1811 te Parijs een werk over het Damspel uitgegeven, waarin 456 Damproblemen op diagrammen gedrukt. Deze zetten zijn voor verreweg het grootste gedeelte van Everat zelf, en de overige van auteurs, die hij noemt; er zijn vrij gemakkelijke bij, en ook moeielijke, hoewel deze in het algemeen niet tot de zéér moeilijke behooren. Everat overleed te Parijs omstreeks 1850, op meer dan negentigjarigen leeftijd.
28.04.1894
E. Leclerq te Parijs. – No. 2 is volkomen juist; het is een der vele meesterstukken van den Heer Bourquin.
S.S. te N. – Wij zullen U gaarne van tijd tot tijd mededeelen wat ons bekend is van auteurs van hand-leidingen over het damspel.
Het bovenstaande probleem No. 4 vindt men, naar wij meenen, niet in het boek van Everat zelf, maar in dat van Dufour, waari gezegd wordt, dat de zet door everat onder het spelen gedaan is; mogelijk is dit in zoo verre wel, maar men moet toch zulke beweringen van onze Fransche vrienden niet altijd als onvoorwaardelijk juist aannemen. M. Dufour heeft in 1808 te Parijs een boek over het Damspel uitgegeven, waarin 624 damproblemen op diagrammen; de problemen zijn van allerlei klassen van moeielijkheid.
05.05.1894
K. de Heer Azn., Beemster; E.J.B. van Vught, Amsterdam; H. Droog, Purmerend; W. Fermie, Amstel-veen en andere damspleres en probleemauteurs van den eersten rang. Wij houden ons voor uw ondersteuning vriendelijk aanbevolen. A.J. van der Woude, Amsterdam. – Gij hebt u reeds geabonneerd, hetgeen wij met genoegen zagen. Uwe oplossing van No. 3 is juist. Wij zonden u dat nummer van Le Jeu de Dames - ook aan de heeren Jacques Vos en anderen – omdat er de bijzonderheden in vermeld staan van den Internationalen Damwedstrijd, die van 12 tot 15 Augustus a.s. te Parijs in het Café du Globe zal gehouden worden; adres den heer E. Leclerq, 81 Avenue des Ternes te Parijs.
H. Droog, Purmerend. – Uwe oplossing van No. 3 is juist.
12.05.1894
E.J.B. van Vught, Amsterdam – zeker, de Weddenschapszet van Blonde is tengevolge eener drukfout abusievelijk No. 3 genummerd, het is No. 5. – Deze zet is door den grooten Meester Blonde (hij leefde in Parijs van 1750-1819) onder het spelen gedaan en hij heeft er eene weddenschap mede gewonnen.
Uwe meening dat men voor de oplossing van een damprobleem eerder op de gedachte zal komen om eene schijf dan eene dam op te offeren, deelen wij niet; wie zich met het oplossen van damproblemen bezig houdt, weet wel dat het bijna altijd neerkomt op het opofferen van stukken, hetzij dan dammen of schijven, teneinde tot een winnenden slag of eene winnende positie te komen. – Gaarne vernamen wij dat er te Amsterdam een damwedstrijd zal gehouden worden, en zijn met genoegen bereid de bijzonderheden in ons Blad medetedeelen.
19.05.1894
R. te A. – Wij schrijven: de heer Bourquin, de Heer Vervloet, de Heer van Vught enz., enz.; als wij het voorrecht hebben de auteurs nog onder de levenden te tellen; indien de namen nog slechts eene her-innering uitdrukken, zoo als bij Everat, Dufour, Blonde, enz., enz., dan laten wij het predicaat Heer natuurlijk weg.
D.C.L.P. te W. – Er is een foutje in uwe oplossing van No. 6. De zwarte Dam slaat namelijk op 14 en dan mag de witte Dam op 5 de zwarte schijf 8 niet slaan, omdat men onder het slaan, de stukken zijner tegenpartij niet van het bord mag nemen; men mag dit eerst doen als de slag geheel afgeloopen is. De witte dam 5 neemt dus, als de zwarte Dam of 14 geplaatst is, achtereenvolgens Dam 14, schijf 37 en schijf 44, en plaatst zich naar verkiezing op 39, 35 of 30. – De Franschen blazen als men vergeet te slaan of niet het grootste aantal slaat, maar dit is het eenige verschil tusschen de Fransche en onze Hollandsche spelregels; onze spelregels zijn vermeld in de twee Hollandsche Handleidingen voor het spel; Van Ephraim van Embden en van B.W. Blijdenstein; deze leeren ook dat men alleen verplicht is het grootste aantal stukken te slaan, niet dat men verplicht is om met de Dam te slaan als men met een Dam en eene schijf hetzelfde aantal stukken kan slaan. – Als in No. 2 niet de zwarte schijf 8, maar de zwarte schijf 20 slaat, dan neemt immers de witte schijf 13 achtereenvolgens 8, 9, 19, 28 en 27.
26.05.1894
Probleem No. 8 is van B.W. Blijdenstein, in 1857 op 78-jarigen leeftijd te Enschedé overleden. Hij was. als wij ons niet bedrigen, de oprichter der firma B.W. Blijdenstein & Co. te Enschedé, waaruit de Twentsche Bankvereeniging en andere instellingen gesproten zijn. Voor het Damspel is hij naar onze meening Nederland’s grootste probleemdichter geweest. Hij heeft een boekje over het spel uitgegeven, echter zonder vermelding van zijn naam als auteur, met 60 à 70 damzetten, waarin tevens de regels van ons damspel aangegeven zijn; dit boekje is herhaaldelijk uitgegeven: bij G. Th. Bom, te Amsterdam, Hendriksen alhier, Verlooy alhier, en misschien bij andere uitgevers; wij meenen dat het op het ogenblik wederom uitverkocht is, maar door tussenkomst van den boekhandel zullen er denkelijk nog wel exemplaren à ongeveer nlg 1,00 te verkrijgen zijn. Behalve de zetten in dat boekje opgenomen publiceerde Blijdenstein in de jaargangen 1864/1856 van Sissa, en wellicht in andere jaargangen van dat tijdschrift, en misschien elders, nog heel wat mooie damproblemen; het zou voor de ontwikkeling van het damspel in ons land nuttig zijn, om al de door Blijdenstein bedachte damproblemen in een nieuw boekje te vereenigen[3], met bijvoeging der over het algemeen te weinig bekende regels van ons spel. Zonder iets te willen afdingen van de groote verdiensten voor ons spel van Ephraïm van Embden, die ouder is, wiens boek reeds van 1785 dateert, en van wien Blijdenstein geleerd heeft – moet men toch erkennen, dat de zetten van Blijdenstein schooner zijn dan die van zijn voorganger; die van v. Embden hebben veelal iets logs, zijn dikwijls overladen met dammen en – wat erger is – dikwijls overladen met dammen, die als zoodanig geen dienst doen en even goed door schijven hadden kunnen vervangen zijn, zoodat zij dus als dammen overtollig zijn en slechts in schijn de moeielijkheid der problemen verhoogen. Blijdenstein’s zetten hebben veel meer artistieke waarde, munten uit door soberheid en sierlijkheid; hij weet met weinig stukken groot effect te verkrijgen.
02.06.1894
F.C.H. te D.[4]. Wij deelen uwe meening niet dat een probleem foutief kan zijn, wanneer de twee eerste zetten interverteeren kan, namelijk naar willekeur ook eerst den tweeden zet en dan den eersten zet spelen, en wij houden het er voor dat men, zoowel in ons land als elders, in dit opzicht in het algemeen niet van uwe opinie zal zijn. Men moge het mooier vinden wanneer men, hetzij in den aanvang of in den loop der oplossing, de zetten niet interverteeren kan, maar het schijnt ons wat te streng om een probleem foutief te verklaren, wanneer men dat wèl doen kan; tot nu toe gold deze bepaling niet als een eisch voor de juistheid van een probleem, en wij betwijfelen of het daartoe vooreerst, en misschien ooit, komen zal?.
[3] | In 19??? Verscheen eindelijk: |
[4] |
Initialen van F.C. Hemmes, Delft. Schrijver van 3 damboeken.
|
09.06.1894
De Franschen verdedigen het blazen door optemerken, dat attentie in het algemeen een der hoofdvereischten bij het damspelen is, en zij vinden het daarom niet juist, om eene straf te stellen op eene onattentie of fout bij het slaan; hoewel dit tot op zekere hoogte te verdedigen is, zoo zouden wij voor ons er toch geenszins toe willen medewerken om het blazen bij het dammen in ons land weder in te voeren; vroeger deed men het ook bij ons, maar reeds vóór van Embden’s tijd was het hier eenigszins in onbruik geraakt, en v. E. heeft het in zijn boek zeer afgekeurd, wat stellig mede eene der oorzaken is, waarom het thans bij ons te lande zoo goed als geheel afgeschaft is. Bij problemen kan het overigens vanzelf niet te pas komen.
16.06.1894
Hamelberg was omstreeks 20 jaar geleden notaris in ’s Hertogenbosch of in eene plaats in den omtrek van die stad; er zijn van hem in Sissa vele verdienstelijke problemen verschenen; hij bezigt nog al veel dammen in zijne zetten, maar zijne dammen doen ook zoodanig dienst, staan er niet maar bij om ogenschijnlijk de moeielijkheid der oplossing te verhoogen, wat met vele problemen van v. Embden het geval is, gelijk wij reeds vroeger opmerkten; toch moet men het dezen baanbreker voor ons spel niet al te zwaar aanrekenen, dat hij in zijn tijd heerschenden wansmaak gehuldigd heeft, vooral ook, omdat hij er in zijn boek telkens op wijst, wanneer zijne dammen door schijven kunnen vervangen worden.
23.06.1894
X. te B. – In No. 10 van ons blad verklaarden wij ons reeds tegen blazen bij het dammen. Wij gelooven dat het ook in Frankrijk meer met den naam dan met de daad als spelregel geldt, althans in het dagelijksch spel; het heeft echter enkele jaren geleden bij een wedstrijd in Parijs, den vierden prijswinnaar eene zoo goed als gewonnen partij doen verliezen aan den tweeden prijswinnaar; deze bleef over met slechts eene dam op 5, en zijn tegenpartij had er vier, op 2, 3, 24 en 31: “ik heb de partij gewonnen,” zegt de eene, “speel maar,” antwoordt de andere (een taaie!) daarop volgt; 3/14, waarop de speler met den éénen dam, twee dammen zijner tegenpartij slaat op 35, niet op 40; de andere speler ziet over het hoofd dat hij met zijne dam 2 slaan moet, en speelt 31 op 13, waarna dam 2 geblazen en dam 13 door dam 35 geslagen wordt.-Tableau!
Dr. C.L.P. te W. – Neen, de regel is dat men, terwijl men bezig is te slaan, de stukken die men slaat niet van het bord mag nemen, eer dat de slag geheel afgeloopen is; in de door u bedoelde stelling: Wit dam op 46, Zwart schijven op 12, 13, 22, 24, 26, 37 en 39, slaat Wit achtereenvolgens (doch zonder inmiddels de geslagene schijven van het bord weg te nemen) de schijven 37, 22, 12, 13, 24 en 39, maar mag den schijf 26 niet slaan omdat schijf 37 nog op het bord staat; als Wit de schijven 37, 22, 2, 13, 24 en 39 geslagen heeft, moet hij zich op 44 of 48 plaatsen, neem eerst dan de zes geslagene schijven van het bord, waarna de zwarte schijf 26 aan de beurt is om te spelen. – De gezondene oplossing is goed.
30.06.1894
Zoowel Blonde als Gregoire golden ieder in hun tijd voor den sterksten damspeler van Frankrijk. Blonde, in 1819 op 79-jarigen leeftijd te Parijs overleden, heeft manuscripten nagelaten, die opgenomen zijn in de Encyclopédie du Jeu de Dames van Poirson Prugneaux; die manuscripten behelsden zetten door Blonde zelf of door anderen gedaan, problemen door hem vervaardigd of genoteerd, te zamen ruim 500 stuks; men noemde hem gekscherend den tandenpeutertjes-koopman. – Gregoire moet eerst eenige jaren geleden gestorven zijn: hij liet een werkje na met meer dan 200 damproblemen; hij heeft daarin ook het Qui Perd Gagne=spel behandeld.
V.d.B., te R. – Wij deelen in het minste uwe meening niet, dat in Probleem 11, Wit ook zonder de probleem-oplossing winnen moet, als het spel op andere wijze goed voortgezet wordt; wij zouden zeggen, dat – de probleem-oplossing er buiten gelaten – Zwart het sterkste spel heeft.
F.C.H. te D. – Als de Heer H. wenscht dat wij zijn problemen bij gelegenheid plaatsen, zoo gelieve hij ons zijne oplossing te zenden; dit is altijd noodig, want de Redacteur kon eens niet de oplossing van den auteur, maar wel eene nevenoplossing vinden, en dan zouden wij plaatsing geven aan een niet correct probleem, wat wij moeten vermijden. In den regel plaatsen wij slechts problemen van onze abonnés.
07.07.1894
(bijschrift bij stand No. 12) X. D. – Geloof maar niet, dat wij u gering schatten, daarvoor hebt gij reeds te veel schoons geleverd, en wij rekenen op u voor de toekomst. Wij meenen, dat gij in hoofdzaak slechts de zetten van v. Embden gezien en bestudeerd hebt; als gij gelegenheid hebt, dat ook die van Blijdenstein en van de Fransche meesters toe doen, dan zult gij wel in ons schuitje komen varen en b.v. niet meer zoo angstvallig meenen, dat men, om het evenwicht te verkrijgen in een probleem, schijven soms dor dammen moet vervangen, deze laatste elk op 2 of 3 schijven taxeeren, en dan zeggen: “nu heeft Zwart de waarde van b.v. 10 schijven, en Wit slechts de waarde van b.v. 8 schijven, derhalve heeft het probleem nu in dat opzicht zijn eisch”, zie het probleem No. 13 waarin het aantal en de qualiteit der stukken juist gelijk zijn; zou u nu waarlijk meenen dat als de auteur schijven 43 en 44, of een daarvan door dammen had vervangen, dat daardoor het probleem mooier ware geworden!
In No. 11 zijn ook 3 dammen, maar dit is nu nog niet zoo bijzonder veel, en vooral zij doen als dammen dienst, en kunnen niet door schijven geremplaceerd worden.
14.07.1894
R. te A. – Ja, de zet van 3D. tegen 1D. (No. 12) is zeer fijn. Men kan hem natuurlijk ook plaatsen in de identieke stellingen: Dammen op 6, 12, 16 tegen Dam op 43. Dammen op 39, 44, 45 tegen Dam op 21, Dammen op 35, 39, 45 tegen Dam op 3; voorts kan men, als wij ons niet bedrigen, in elke deze vier grondstellingen 27 maal eene der 3 Dammen verplaatsen en dan na den eersten zet in den zelfden stand komen als na den eersten zet in onze in de vorige week gegevene oplossing; dit maakt dus 4 x 28 – 112 stellingen, waarin 3 Dammen tegen 1 Dam op ons dambord, winnen: dit aantal moet echter nog belangrijk vermeerderd worden als men de verschillende standen mede rekent in onze analyse van hoofdspel, hoofdvarianten en ondervarianten vermeld, en niet alleen degene die er in vermeld zijn, maar ook degene die dat niet zijn, daar wij het alleen noodig oordeelden, telkens slechts de oogenschijnlijk beste zetten van zwart in de ondervarianten aan te geven. Wij houden het er voor, dat men enkel tengevolge van dat klaverblaadje van Metz, op ons dambord tot ettelijke honderd stellingen komt, waarin 3 Dammen tegen 1 Dam winnen; wie onzer lezers ons het juiste aantal wil opgeven, zal ons verplichten.
28.07.1894
(bijschrift bij de oplossing van probleem 15) De oplossing van dit probleem is niet heel moeielijk te vinden, maar zij biedt toch iets wat niet zoo dikwijls in damproblemen voorkomt, namelijk dat Zwart bij zijn eersten zet keus heeft om met dammen te slaan (zoowel met dam 43 als met dam 44) en dat dan na het een als na het ander het resultaat is, dat bij verder weinig verschillende speelwijzen, Zwart in een en dezelfden val komt. Dit probleem verscheen eenige jaren geleden in de Revue des Jeux, de auteur noemde zich Tireligne, welke pseudoniem zeer gelukkig gekozen is omdat er in der daad iets lijntetrekkerigs is in de geforcheerde marschen der Zwarte dammen naar de hoekvelden van het bord. Den oplossers prosit!
S.S. te N. – Het doet ons leed dat wij volstrekt niets meer van U hooren; wat mag er toch de reden van zijn?
Mad. Te Rotterdam. – Met genoegen hebben wij Uwe oplossingen van No. 15 en 16 ontvangen en houden ons verder aanbevolen.
R. te A. – Wegens de manier waarop men slaan moet, gedragen wij ons aan wat wij daarover reeds vroeger in ons blad mededeelden, speciaal in No. 12
04.08.1894
(bijschrift bij probleem No. 18) No. 18 verscheen het eerst in het Decembernummer 1878 van “La Stratégie” te Parijs, er is ook iets strategisch in den zet, al is de oplossing niet zeer moeielijk te vinden. In 1878 waren er nog niet vele dergelijke zetten van 3 Dammen tegen dam en schijf bekend; later zijn er meer gemaakt. Vooral in de laatste 2 jaren heeft het Jonge Holland zich onderscheiden door meerdere prachtige problemen van dien aard te leveren, mooier en moeilijker dan het bovenstaande, en die toch te gelegener tijd gepubliceerd zullen worden. Door zulke problemen vindt men de leer bevestigd dat als men met dam en schijf tegen dammen over blijft, het zaak is den schijf zoo spoedig mogelijk te doen slaan.
X. te T. – Het spijt ons dat de problemen No. 12 en 16 U minder voldoen, omdat daarin de zetten van Zwart niet geforceerd zijn, maar Zwart keus van spelen heeft; volgens onze opvatting echter verhoogt dit niet alleen de moeielijkheid, maar juist de schoonheid van een probleem; het is in het minste geen vereischte voor een probleem dat de zetten van Zwart telkens gedwongen zijn, de winst van Wit moet het zijn, daarop komt het aan! Sommigen vinden zelfs het in den regel telkens gedwongen zijn der zetten van Zwart, meestal telkens gedwongen slaan, een gebrek in damproblemen; ook zij echter die dit meenen, zullen naar wij hopen en vertrouwen, willen erkennen dat er toch veel schoons in is, wij trachten het te bewijzen door de problemen, die wij geven.
I. A. den Arend, Rotterdam. – Het doet ons veel genoegen van een speler van uwe kracht te mogen vernemen, dat gij de door ons gepubliceerde problemen zeer mooi vindt; wij houden ons voor uwe oplossingen, opmerkingen enz. vriendelijk aanbevolen.
M.J.M. van der Velden, te Tilburg. – No. 16 heeft slechts ééne oplossing die echter ten gevolge van de verschillende wijzen waarop Zwart antwoorden kan, meerdere varianten heeft; als Wit ook winnen kon door b.v. 3 op 7, op 16, op 19 of ergens anders te plaatsen, dan slechts kon er sprake zijn van meer dan ééne oplossing.
11.08.1894
(bijschrift bij probleem No. 17) No. 17 is een nieuw probleem van den Heer J. Vardon te Caen, een sterk damspeler en een der beroemdste probleem-auteurs van onzen tijd; hij heeft een mooi werkje geschreven, waarin p diagrammen 90 door hem vervaardigde damproblemen, waarvan sommige zeer moeielijk zijn, zonder dat zij echter eene gewrongene, baroque, positie hebben, overladen zijn met dammen, wat met eenige hedendaagsche Fransche problemen wel het geval is. In zijn boekje geeft de heer Vardon als curiositeit o.a. eene becijfering van het aantal positiën, die men op ons dambord van 50 ruiten verkrijgen kan met 1, 2, 3……tot 20 stuks, tegen van 1, 2, 3….. tot 20 andere stuks; stuks derhalve, niet enkel dammen, of enkel schijven, maar ook dammen en schijven door elkander, afwisselend zooveel malen als afwisseling mogelijk is. Dit is wiskundig te berekenen: de Heer Vardon doet het en komt volgens de doom hen aangegeven formulen tot het duizelingwekkende getal van:
17784,854538,843488,647729 Trillioenen.
Damwedstrijden. – Er zullen in ons land denkelijk in dit jaar nog 2 wedstrijden gehouden worden, een in Tilburg, en een alhier, welke laatste georganiseerd wordt door de spelers van Kinderdijk en omstreken. Wij veroorloven ons het voorstel om daarbij voor elk gewonnen partij 20 punten toetekennen, en voor onbesliste partijen aan ieder der beide spelers b.v. 5 punten, en verder behalve die 5 punten, aan dengenen der beide spelers die met het grootste aantal stukken overblijft, 1 punt voor elke schijf en 2 punten voor elken dam die hij meer overhoudt. Wij geven ons denkbeeld voor beter en zijn gaarne bereid om bestrijding er van, of andere voorstellen, in ons Blad te vermelden.
R. te A., - No 16 is inderdaad zeer fijn! Wij meenen dat het in 1887 het eerst verscheen in het Weekly Supplement van den Leeds Mercury en veronderstellen dat wijlen Victor Nicod te London er de auteur van was.
18.08.1894
17784,854538,843488,647729 Trillioenen. – Om eenig begrip van de betekenis van dit getal te geven, deelt de heer Vardon in zijn boekje mede, dat men er 16½ maal onzen aardbol mede zou kunnen vormen, als deze geheel uit zandkorreltjes van een duizendste cubieken millimeter bestond. Milliarden van Milliarden Eiffeltorens zouden kunnen bekleed worden met zult een Trillioenen-aantal microscopische dambordjes op diagrammetjes.
Criticus. – Dank voor uwe opmerking! Wij zullen voortaan in navolging onzer taalgeleerden uit den lateren tijd van de Dam, en niet meer van den Dam spreken; er is echter veel voor te zeggen om het woord mannelijk te schrijven, zoals van Embden en Blijdenstein – in dit opzicht de spraakmakende gemeente bij uitnemendheid – deden, en ook onze vroegere taalgeleerden; wij denken dat de latere dit gewijzigd hebben omdat men in het Ditsch spreekt van: die Dame, in het Fransch van: la Dame, in het Spaansch van: la Dama; zij hebben dan denkelijk aangenomen dat het damspel door een van die volken bij ons ingevoerd is, en hebben in dat verband daarmede het woord Dam vrouwelijk gemaakt, wanneer het een gekroonde of verdubbelde schijf in het damspel beteekent. Het is inderdaad wel mogelijk dat het spel n het begin van den tachtigjarigen oorlog door de Spaanse soldaten bij ons ingevoerd is, maar dit is toch niets meer dan eene veronderstelling, is volstrekt niet bewezen; de oorsprong van het Damspel, ook van ons tegenwoordige Poolsche Damspel, ligt in het duister, al is dit laatste spel waarschijnlijk nog maar een paar eeuwen oud. – Er is iets stevigs in de verdubbeling eener schijf, in de grootere kracht die zij verkrijgt wanneer zij den dam (den rand van het bord, waar zij niet over heen kan schuiven) gehaald heeft, bereikt heeft. De Engelschen schrijven the King. Toekomstige taalkunstenaars zullen misschien op het gezag van dit stukje, het woord Dam (verdubbelde schijf) weder als mannelijk decreteren.
25.08.1894
Probleem No.21. – Dit is niet zoo moeielijk als de laatst voorafgegane problemen, maar wij achten het zeer leerzaam voor het praktische spel. Wij ontleenden den zet aan het onder redactie van den Heer E. Leclerq te Parijs uitmuntend geredigeerde maandschrift Le Jeu de Dames, hetwelk elke maand ongeveer een tiental damproblemen en eindspelen geeft, voorts gespeelde partijen met opmerkingen er over, analysen van eindspelen, theorie der spelopeningen, enz., enz.; dit zeer belangrijke tijdschrift is, naar wij meenen, het eenige dat uitsluitend over ons Poolsch Damspel handelt.
-
X. D. – Dank voor uwe opmerkingen, zij zijn ons altijd zeer welkom. De Heer Vardon heeft bij berekening van het Trillioenen-aantal posities op ons dambord mogelijk volgens de gegevens in ons voorlaatste Blad vermeld, naar onze meening niet aangenomen dat zij het gevolg kunnen zijn van eene gespeelde partij van 20 schijven tegen 20 schijven bij den aanvang geplaatst op de wijze zooals voor ons spel gebruikelijk; het zou wel wat te veel gevergd zijn als wij wenschten, dat hij ook dat berekende, zoo becijfering mogelijk is? De bedoeling is alleen geweest om – volkomen er van bewust dat de zaak voor het spel geen praktisch nut kan hebben – als curiositeit het aantal posities te doen kennen die er met van 1 tot 20 stuks tegen van 1 tot 20 andere stuks, Dammen en schijven door elkander, op 50 ruiten mogelijk zijn; mogelijk op zich zelf, niet als gevolg van andere positiën. De door U opgegevene stelling: Wit schijven op 1 tot 5, 6 tot 9, 11 tot 14, 16, 18, 21 22, 26, 31 tegen Zwart schijven op 20, 25, 29, 30, 33 tot 35, 37 tot 40, 42 tot 45, 46 tot 50, is op zich zelve wel mogelijk, maar kan niet voortkomen – althans niet volgens de bestaande regels van ons Poolsch Damspel – uit eene gespeelde partij van 20 tegen 20 schijven, bij den aanvang van het spel op de gebruikelijke wijze geplaatst. – Wij vereenigen ons met Uw voorstel om bij remise remise partijen, in plaats van 5 punten zooals wij in ons Blad van 11 dezer voorstelden, aan elken speler 6 punten toe te kennen en dan daarenboven aan hem die in de meerderheid is, 2 punten voor elke Dam en 1 punt voor elke schijf meer.
08.09.1894
W. Vijn, te Hoogwoud. – Onder dankbetuiging deelen wij U mede dat de ons gezondene zet een van degenen is, waarop wij in ons No. 18 doelden; hij verscheen in November 1893 in ‘Le Jeu de Dames’, wij kennen den auteur persoonlijk zeer goed.
X. te K. – Men mag onder het slaan de stukken niet van het bord nemen, dit geschiedt eerst als de slag afgeloopen is; stuit men dus bij een rondslag op een stuk dat wel geslagen maar nog niet van het bord genomen werd omdat de rondslag nog niet was afgeloopen, zoo mag men niet nog eens over dat stuk heenslaan, maar is de slag geëindigd. In ons No. 12 vindt men tot opheldering van dien regel de volgende stelling vermeld: Wit Dam op 46, Zwart Schijven op 12, 13, 22, 24, 26, 27 en 39: Wit aan de beurt en slaat achtereenvolgens (doch zonder de inmiddels geslagene schijven van het bord te nemen) de schijven 37, 22, 12, 13, 24 en 39 maar mag dan schijf 26 niet slaan omdat schijf 37 nog op het bord staat; als Wit de Schijven 37, 22, 12, 13, 24 en 39 geslagen heeft, moet hij zich op 44 of 48 plaatsen en neemt eerst dan de zes geslagenene schijven van het bord, waarna de Zwarte schijf 26 aan de beurt is om te spelen. Er zijn tal van Problemen gemaakt, zowel door Nederlandsche als door Fransche auteurs, die op dezen regel gebaseerd zijn, op den regel namelijk dat de stukken gedurende het slaan niet van het bord mogen weggenomen worden; men zie b.v. ons No. 16, waarin de stand is: Wit schijven op 1, 8, 11, 18, 19, 22, 24, 27 en 36 tegen Zwart Dammen op 21 en 23, Schijven op 30, 35, 39, 45 en 46; Wit wint door het volgende spel: Wit 11/16, zwart 21/25, Wit 24/29. waarop Zwart de schijven 29, 36, 22 en 18 slaat en zich op 24 moet plaatsen tengevolge waarvan Wit wint door 27/49 neemt 4 stuks; als Zwart echter onder het slaan der schijven 29, 36, 22 en 18 de schijf na 29 van het Bord had mogen nemen, dan zou hij na het slaan van schijf 18 zich niet alleen op 24 maar ook op 29 hebben kunnen plaatsen en dan zou Wit niet gewonnen hebben.
Van Embden geeft tot opheldering van den hier besproken regel het volgende voorbeeld: Wit Dam op 5 tegen Zwart schijven op 7, 14, 25, 26, 28 en 38, Wit slaat achtereenvolgens 14, 28, 38, 26 en 7, moet zich dan op 3 plaatsen waarna de slag afgeloopen is want schijf 14 staat nog op het bord en er mag niet voor de tweede maal over haar heen geslagen worden; Zwart is dus nu aan de beurt om met zijne schijf 25 te spelen.
Blijdenstein geeft het volgende voorbeeld:
Wit staat met Dam op 1 tegen Zwart schijven op 12, 22, 28, 29, 37, 39 en 42; Wit slaat achtereenvolgens 12, 22, 37, 39, 29 en 28 en blijft op 33 staan, zonder 42 te mogen nemen want deze schijf was te voren gedekt omdat 37 tijdens het slaan niet van het bord mocht genomen worden.
– Voor wedstrijden zouden wij in overweging willen geven om voor elke gewonnen partij 20 punten toetekennen, en voor Remise partijen voor elken der beide spelers 6 punten en daarenboven voor dengenen die in de meerderheid is 2 punten voor elke Dam en 1 punt voor elke schijf die hij meer heeft. Ook zouden wij willen voorstellen dat indien in een wedstrijd elke speler slechts ééne partij te spelen heeft, en nadat beslist is wie prijswinnaars zijn, dus indien er bijvoorbeeld zes prijzen zijn, die 6 spelers die het meeste punten behaald hebben, dat alsdan die prijswinnaars (zij alleen) onderling elk nog eene tweede partij spelen, en dat elk hunner dan het door hem gemaakte aantal punten in dezen suppletoiren wedstrijd, voege bij dat door hem in de hoofdwedstrijd gemaakt, en dat dan aldus de rang van elken prijswinner bepaald worden.
15.09.1894
(bijschrift bij probleem No. 24) Commard, de auteur van Probleem No. 21, heeft in 1823 te Parijs een werk over het Damspel uitgegeven; het bevat na eene belangrijke, geestige voorrede, 200 problemen op diagrammen, waarvan er slechts in de laatste 26, Dammen voorkomen; men kan dus het werk van Commard klassieker dan de andere werken over het Damspel noemen, die problemen door elkander geven, nu eens zonder en dan weer met Dammen, het meest met Dammen, terwijl Commard daarentegen eerst leert hoe men eene Dam moet weten te verkrijgen; eene uitzondering maakt het 10 à 15 jaar geleden verschenen standaardwerk over ons Damspel, van den Heer G. Balédent te Amiëns, met circa 7000 problemen op diagrammen, en waarin ook eerst de problemen zonder dammen gegeven worden. De zetten van Commard hebben over het algemeen een eigenaardigen rondslag waardoor Dam gehaald wordt; bij alle verscheidenheid van stand hebben zij onderling eene zekere overeenkomst, men kan het een familietrek noemen, een trek die tevens van zijn oorspronkelijkheid getuigt. Commard’s problemen zijn veelal zeer moeielijk, wij houden ze, met die van Lamontagne, voor het moeielijkste wat op het gebied van Damproblemen met natuurlijken stand is geleverd; de Italiaan Sonzogno heeft beweerd dat velen van Commard’s zetten, om zoo te zeggen het menschelijk verstand te boven gaan, waarmede hij waarschijnlijk bedoeld zak hebben, dat het zo goed als onmogelijk is ze te doorgronden zonder eerst de stukken op het bord verplaatst te hebben. Probleem No. 21 is echter zoo zeer moeielijk niet.
X. te R. – Wil men met het oog op spelers die overdreven langzaam spelen, voor wedstrijden een tijdsbepaling vaststellen, dan zouden wij in overweging geven om niet te bepalen: “voor elken zet hoogstens zóóveel minuten”, maar: “minstens zóóveel zetten in het half uur”, en dan verder met zandloopers of klokjes de zaak te regelen op de wijze zooals bij schaakwedstrijden geschiedt.
J.L.F. te R. - Uwe oplossing van No. 22 is onvolledig; het eindspel moet nog gewonnen worden.
29.09.1894
DAMWEDSTRIJD TE ROTTERDAM
De spelers van Kinderdijk en omstreken, hebben tegen Zaterdag 13 en Zondag 14 October een Dam-wedstrijd uitgeschreven in het Poolsch Koffiehuis alhier, elke speler heeft met elken anderen ééne partij te spelen, ééne gewonnen partij telt voor 1, eene remise-partij voor beide spelers voor ½ winstpunt; er zijn 5 prijzen: 2 verguld zilveren, 2 zilveren en 1 bronzen medaille: nadere bijzonderheden zijn te vernemen in het Poolsche Koffiehuis, Zuidblaak 2 alhier, en ook bij onzen Redacteur.
W. te R. – De uitdrukking “blazen is geen spelen” bedoelt – of bedoelde althans – niet dat blazen geen goede speelwijze zou zijn, zij werd gebezigd door onze voorouders die wel bliezen, of blaasden, ook in het damspel, en bedoelde dat wie geblazen had, daardoor niet geacht werd gespeeld te hebben, maar nog aan den zet was en spelen moest, hetzij schuiven of slaan. De Franschen die ook nu nog blazen, zeggen ook in dezelfde bewoordingen en in denzelfden zin “Souffler n’est pas jouer”; men vindt deze uitdrukking in hunne leerboeken over het spel.
Dr. C.I.P. te W. – Het boekje van Blijdenstein is tegen 25 centen verkrijgbaar bij den Boekhandelaar P. J. Verlooy, alhier.
06.10.1894
Damwedstrijden in Frankrijk. – Van 12 tot en met Augustus heeft te Parijs, in den gereserveerden Salon van het Café du Globe, 8 Boulevard de Strasbourg, een Internationalen Damwedstrijd om het wereldkampioenschap plaats gehad, waaraan verbonden waren prijzen van 150, 100, 75, 50 en 25 francs, benevens nog een prijs voor hem die (geen prijswinnaar) het beste resultaat tegen de drie eerste prijswinnaars verkreeg. Ieder speler had met elken anderen 2 partijen te spelen; eene gewonnen partij telde 1 punt, eene remise-partij voor elken der beide spelers ½ punt. De prijzen werden behaald door de Heeren Barteling van Parijs, Dussaut van Parijs, en Raphael van Marseille, ieder met 19½ punten, Weiss van Parijs met 19 punten, Ahmadou Kandi van den Senegal, en E. Leclercq van Parijs, redacteur van “Le Jeu de Dames”, ieder met 18½ punten; de Heeren Barteling, Dussaut en Raphael verdeelden de drie eerste prijzen, de Heeren Ahmadou Kandi en Leclercq den vijfden. Het wereldkampioenschap werd niet uitgevochten. De Heer Zimmermann van Parijs volgde in aantal winstpunten, met 18 punten op de Heeren Ahmadou Kandi en Leclercq; hij behaalde, geen prijswinnaar zijnde, den extra prijs als hebbende tegen de drie eerste prijswinnaars het beste resultaat verkreegen, namelijk 3 punten van de 6 punten die er tegen hen te maken waren. De Heer Ahmadou Kandi is een jeugdige neger van den Senegal, die zeer sterk speelt, zoo zelfs dat het een oogenblik gedreigd heeft dat Senegambië in het bezit van het wereldkampioenschap van ons damspel zou geraken; de Heer Kandi bevindt zich met een gezelschap landgenooten op de wereldtentoonstelling te Lyon, en men is aldaar voornemens om in deze maand een nieuwen wedstrijd te organiseren met prijzen van 300, 150, 100 en 50 francs. Op den wedstrijd in Parijs waren 15 mededingers. Wij ontleenen al deze bijzonderheden aan het maandschrift “Le Jeu de Dames” te Parijs.
Wij hadden den Heer Leclercq, de organisateur van den Parijschen wedstrijd, in overweging gegeven om voor eene gewonnen partij 20 punten toe te kennen, voor eene remise-partij 6 punten aan elken der beide spelers, en daarboven aan wien in de meerderheid bleef, 2 punten voor elke Dam, en 1 punt voor elke schijf meer; hoewel de Heer Leclercq persoonlijk ons voorstel toegedaan was, heeft hij die bepaling niet kunnen doen vaststellen; dit vinden wij jammer en wij meenen dat als het anders geweest ware, alsdan het wereldkampioenschap wel behaald zou geworden zijn, dat dan niet de drie eerste prijswinnaars precies hetzelfde aantal punten zouden verkregen hebben, en dat de 25 francs van den vijfden prijs niet nog in tweeën hadden behoeven verdeel te worden.
13.10.1894
W.R. te W. – De gedachte van het ons aangebodene probleem is mooi, en in dit opzicht heeft het probleem verdienste; het oog echter – dat ook wat hebben wil – valt onwillekeurig op schijf 35, en dan vraagt men zich af, hoe die witte schijf daar gekomen kan zijn. Wij weten zeer wel dat het in eene gespeelde partij heel goed het geval kon wezen dat zij in zulk een stand aldaar te staan komt, en er zijn ons onder het spelen, door slaan, terugslaan, en weder slaan, en nog eens slaan, posities voorgekomen die op zichzelven, voor wie niet gezien had hoe zij ontstaan waren, heel wat onwaar-schijnlijker moesten schijnen dan de thans besprokene. Zij moeten echter volgens onze opvatting bij problemen vermeden worden; deze hebben hooger artistieke waarde wanneer ook de stand mooi genoemd kan worden.
20.10.1894
W. Vijn, Hoogwoud – Uwe oplossingen van No. 25 en 26 zijn mede juist, werden echter te laat ontvangen om ze nog in ons No. 28 te kunnen vermelden; de copie voor den drukker moet altijd een paar dagen eer ons Blad verschijnt, geheel gereed zijn. Dank voor het ons aangebodene eindspel, het is zeer aardig, maar toch wat te gemakkelijk: wij houden ons echter voor andere inzendingen aanbevolen.
Damwedstrijd te Rotterdam. – Deze in ons Blad van 29 Sept. aangekondigde wedstrijd had op 13 en 14 dezer in het Poolsch Koffiehuis alhier plaats; hij was uitgeschreven door de Heeren K. Smit Jzn. En W.A. Boogaerdt te Krimpen a/d Lek, L.J. Smit en Jan Lels te Kinderdijk, van wie de laatste feitelijk als Secretaris optrad: hem werd onder luide bijvalsbetuigingen hulde gebracht voor de uitstekende wijze waarop hij zoo vóór als tijdens het concours alles georganiseerd had; reeds bij den aanvang van den strijd sprak de Heer K. Smit Jzn., de oudste in jaren der oproepings-commissie, en als haar President te beschouwen, in zijne flinke openingsrede een woord van recht hartelijken dank tot den Heer Lels, en hetzelfde geschiedde ook bij den afloop door een paar medestrijders; een hunner, onze stadgenoot de heer J. Blankenaar, de talentvolle dichter, bezong in zinrijke versregels[5] den wel niet bloedigen maar toch zeer zwaren kamp, een geestesstrijd waarin kennis en beleid lauweren deden verwerven, een hardnekkig gevecht waarin zij die geen prijs mochten behalen, toch met eer en roem het strijdperk verlieten. Van de zeer fraaie door de oproepings-commissie als prijzen aangebodene 5 Verguld Zilveren, Zilveren en Bronzen Medailles werden de twee eerste, de Verguld Zilveren, behaald door de Heeren E.J.B. van Vught te Amsterdam met 12, en W.A. Boogaerdt te Krimpen a/d Lek met 10½ winstpunten; op hen volgden 4 spelers die ieder 10 winstpunten gemaakt hadden en die dus nog om de andere prijzen moesten kampen; de derde werd toen behaald door den heer A.J. van der Woude te Amsterdam, de vierde door den Heer J. Lels te Kinderdijk, en de vijfde door onzen Rotterdamschen dichter, den Heer J. Blankenaar. Het is opmerkelijk en inderdaad in hooge mate bewonderenswaardig, dat even als in het vorig jaar, de eerste prijs wederom gewonnen werd door den bijna tachtigjarigen Heer E.J.B. van Vught, van Amsterdam.
[5] Dit gedicht is helaas niet overgeleverd.
27.10.1894
C.H. Broekkamp te Amsterdam – Uwe opmerking over Probleem 29 achten wij ongegrond; de stand schijnt ons en allen die wij er over spraken zoo natuurlijk als slechts mogelijk, hij zou volgens onze meening zelfs als een model van sierlijkheid en ongedwongenheid kunnen gelden; wij kunnen ons niet voorstellen dat bij het aanschouwen van het Probleem iemands oog op schijf 25 stuiten kan en dat hij zich dan afvragen zal hoe komt die schijf daar te staan.
J. Luteijn te Groede. – Wij deelen volstrekt uwe meening niet dat in Probleem 28 de schijf 22 overtollig zou zijn; integendeel, die schijf verhoogt juist de schoonheid van het Probleem, omdat zij Zwart bij zijn laatsten zet keuze biedt om op tweeërlei wijze te slaan.
Damwedstrijden. – Meermalen, het laatst in ons Nummer 26, wezen wij op het onpractische om bij wedstrijden eene gewonnen partij voor 1 punt te doen tellen en eene remise-partij voor ½ punt voor elken der beide spelers; ook bij den laatsten wedstrijd alhier werd dit wederom bewezen, daar er 4 spelers met hetzelfde aantal winstpunten waren, die om 3 prijzen over te kampen hadden; gelukkig was den nastrijd spoedig beslist, maar hij had veel langer kunnen duren als er remise-partijen bij geweest waren. Wij zouden wenschen, dat het mogelijk ware om een damwedstrijd te organiseeren waarin elke speler met elkander 2 partijen te spelen had, en waarvan dan de uitsalg voorlopig alleen zou bepalen wie prijswinnaars waren, niet den rang der prijswinnaars onderling; prijswinnaars zouden dus indien er b.v. 5 prijzen waren, natuurlijk die 5 spelers zijn die het meeste punten behaald hebben, en dezen zouden daarna onderling ieder nog 1 of 2 partijen zamen te spelen hebben om hun respectieven rang als prijswinnaars te bepalen; dit laatste zou dan geschieden door voor elk hunner de punten bij elkander te tekllen die zij in den hoofdstrijd en in den nastrijd verkregen hsdden; wie dan door die optelling het hoogste aantal punten had, won den eersten prijs, enz. Voor elk gewonnen partij zouden 10 punten toetekennen zijn, voor elke remise-partij aan ieder der beide spelers 6 punten en aan wie in de meerderheid bleef daarenboven 2 punten voor elke Dam en 1 punt voor elke schijf meer.
Correspondentie-partijen. – De heer W. Vijn, te Hoogwoud zou gaarne partijen per correspondentie spelen.
10.11.1894
Probleem no. 31. – Victor Nicod, de auteur van bovenstaand eindspel, woonde in de laatste jaren zijn leven in London, en stierf daar eenige jaren geleden, circa 60 jaren oud; hij was Franschman, een vrij sterk damspeler, en onderscheidde zich door eene waarlijk groote kennis van de ontwikkeling, geschiedenis, litteratuur, theorie van het Damspel, en dit niet alleen wat betreft het door ons beoefende zoogenaamde Poolsche spel, maar ook van de Engelsche (oud-Fransche), Duitsche, Spaansche Damspelen, enz.; eigenlijk gezegde problemen heeft hij niet gemaakt, meer eindspelen, waarvan dit ons No. 31, naar wij meenen wel het mooiste of een der mooiste is; al biedt het geen zeer groote moeielijkheden aan, het is leerzaam. Nicod redigeerde van 1882 tot 1888 eene rubriek van ons damspel, in het Weekly Supplement van de Leeds Mercury, een der belangrijkste Provinciale Bladen van Engeland; hij bedacht eene nieuwe notatie voor ons pel, en wilde die de in Frankrijk heerschende notatie van Manoury doen vervangen, maar zijne notatie werd niet practisch bevonden en is het ook in ons oog niet; Nicod bleef echter bij zijn denkbeeld en streed daarvoor in zijn Blad en elders een een heftigen strijd, te heftig eigenlijk, onverkwikkelijk.
17.11.1894
R.H.F.S. – De stand van het diagram Probleem 30 was volkomen juist. Wit had 12 Schijven; het spijt ons dat door een abuis, in het onder het diagram geschrevene, 11 Schijven stond. In het ons door U toegezondenen zal Wit stellig altijd winnen, ook al speelt Zwart zijn beste zetten. – Uwe oplossing van No. 31 is juist, al is de zeer mooie zet 32/41 overtollig. En No.32? Mag de Redactie Uw naam ook niet weten?
W. Vijn te Hoogwoud. – Hebt U aanbiedingen ontvangen om correspondentie-partijen te spelen?
01.12.1894 / geen aanvullende teksten.
08.12.1894
Oplossingen - De meesten onzer oplossers meenen dat een probleem meerdere oplossingen hoeft wanneer Zwart na den eersten of een der volgende zetten van Wit keus van spelen heeft en Wit daardoor om te winnnen, telkens naar gelang van het spel van Zwart zijn eigen spel moet wijzigen; deze opvatting is echter niet juist, er is alleen sprake van meer dan ééne oplossing wanneer Wit in problemen, uit zichzelven op meer dan ééne wijze winst forceren kan, of wanneer hij bij probleem-eindspelen, uit zichzelven door meer dan ééne finesse Zwart ten verderve zou kunnen brengen.
15.12.1894
R.H.F.S. te K. – In No. 33 slaat Wit na 15/9 van zwart, met 5 op 14 want Damslag gaat niet voor, waaromtrent wij ons gedragen aan het herhaaldelijk in de Wereldkroniek medegedeelde. Voor Probleem-eindspelen is het geen vereischte dat de eerste zet van Wit één bepaalde zet zij; zier hierover wat wij in ons Blad No. 36 onder motto ‘’oplossingen’’ mededeelden. Onze opvatting over een en ander, komt overeen met die van alle autoriteiten op het gebied van het damspel.