Inleiding Rob Jansen
[ Hoofdlijn 165, juni 2012, pagina 34]
1. Het damlandschap van de 19e eeuw
In de Algemene Historie van K.W.Kruijswijk wordt een beeld opgeroepen van een nevelig landschap aansluitend bij de beschrijving die Van Lennep en Van Hogendorp gaven na hun voettocht door Nederland. Zij liepen bijvoorbeeld door een geheel ontvolkt Molkwerum. De kennis over het damspel staat opgeslagen in het cultusboek van de Bard Ephraïm van Em(b)den. Alleen ingewijden hebben toegang tot dit geschrift.
In de Beemster woont de veekoning Aris de Heer, temmer van de waterwolf, die in zijn wapenschild een dambord voert. Tegenstanders die hem willen bekampen worden onder een vloek gebracht, zodat na verloop van tijd de animo vergaat om met hem te schuiven.
In de lange winteravonden ruist door de plattelandsdorpen de roep: Laten we een damvereniging oprichten. Het magisch centrum van Nederland is de stad van WII: Tilburg. Uit schier alle windstreken komen prijsvechters toestromen.
Vanuit de waterrijke gebieden bij Rotterdam trekken plunderaars naar de regionale en landelijke toernooiplaatsen om daar prijzenfondsen kaal te vreten.
2. De nevel trekt op
Na de verschijning van de Algemene Historie trad er een periode van stilte op. De damwereld erkende dat er sprake was van een standaardwerk. Toen men over de schrik heen was, ging men het boek op feiten controleren en aanvullen. Kruijswijk zelf maakte bronnen toegankelijk; het highbrow (term van Philip de Schaap) tijdschrift “Het Nieuwe Damspel” startte een discussie over de schrijfwijzen van de naam “Van Em(b)den”; kranten en tijdschriften werden ontdekt als bronnen van informatie over het damspel.
Bibliotheken en archieven werden in deze periode nog niet massaal bezocht door het gewone publiek. Jaargangen van kranten konden nog in natura ingezien worden. Toen men in de gaten kreeg dat met name kranten uit de 19e eeuw aan snel bederf onderhevig waren, startten de projecten om de informatiedragers te fotograferen.
Ik herinner me dat ik met Nico Keessen een pelgrimstocht maakte naar Middenbeemster en daarna de bibliotheek van het stadhuis van Purmerend bezocht om enige kranten door te nemen. De kranten lagen al op de kopieermachine toen er een ambtenaar verscheen die begon te roepen dat er directieven van de KB waren dat deze jaargangen niet meer toegankelijk waren. Nico Keessen was er echter niet de man naar om zijn opgenomen snipperdag te laten bederven en de bureaucraat droop af.
In de KB werd na het vertrek van Kruijswijk en zijn 2 opvolgers de schaakzaal gesloten. Wel werd er een schaakkamer geopend, vrij toegankelijk. Hier kon men schaaktijdschriften, schaakboeken en spelencyclopedieën inzien. De 4 zitplaatsen in dit paradijs werden door schakers en dammers verdedigd tegen studenten (aliens) die naar stoelen zochten.
In tijdschriften als Het Nieuwe Damspel, Dameldorado en Hoofdlijn konden de vondsten gepubliceerd worden.
3. De zon breekt door
Na grondige voorbereiding waarbij ook de resultaten van onderzoek naar schaakspel werden meegenomen, begon voor Jan de Ruiter de lange zit achter de leesapparaten. Bij dergelijke sessies lees je niet maar probeer je te prikken of er iets staat wat over het damspel gaat. Na enkele uren komen je schouders naar boven en draaien je ogen naar binnen. Voeg daarbij dat er in 90% van de sessies niets boven water komt en je begrijpt dat dergelijke onderzoekers totaal gefrustreerd thuiskomen. Gelukkig verschijnen er steeds meer documenten op internet, zodat de zware tocht naar een archief binnenkort tot de verleden tijd behoort.
Komen er plotseling feiten naar boven van allure, dan weet je waarom je leeft. Eerst ben je rationeel blij verrast om daarna in een toestand te geraken die op extase lijkt. Gerhard Bakker zal zich zo gevoeld hebben toen hij het fameuze dambord in Hoorn zag staan. In het geval van Jan de Ruiter dook er een Aris de Heer op van vlees en bloed. In het blad Hoofdlijn en op de website van Hoofdlijn werden de nieuwe feiten geboekstaafd. Onverklaarbaar is het dat in de “Beknopte Geschiedenis” Aris de Heer er weer dood en begraven bijligt.
Een volgend huzarenstuk was het overzicht dat verscheen over de verspreiding van de 2 belangrijkste damboeken. Overzicht, verwijzingen naar bronnen en de bronnen zelf werden opnieuw gepubliceerd in Hoofdlijn en bijbehorende website.
En nu worden de damverenigingen onder het vergrootglas gelegd: periodisering, geografische spreiding en karakter van de verenigingen. In een apart lijvig verslag brengt Jan de Ruiter zijn kennis van het toernooispel uit de 19e eeuw over het voetlicht.