Damverenigingen in Nederland 1800 / 1899
door Jan de Ruiter
De K.N.D.B. bestond in 2011 100 jaar. Van oudsher is een belangrijke bindende factor het samen beoefenen van het spel in een vereniging (of: club, gezelschap, genootschap, sociëteit, kransje, rondje). In de ontwikkeling van de damvereniging zijn grofweg 6 periodes te benoemen:
1 | 19e eeuw | - | geen landelijke organisatie |
2 | nov 1899/1905 | - | ontwikkeling[1] |
3 | 1906 | - | actief beleid/twee dambonden vanaf maart 1906 |
4 | 1907/maart 1911 | - | twee dambonden |
5 | april 1911/1942 | - | N.D.B. |
6 | 1945/heden | - | K.N.D.B. |
[1] | Zie hiervoor het artikel ‘Damverenigingen in Nederland 1899/1906’ - te vinden op deze website |
In dit artikel behandel ik de verenigingen uit de eerste periode. Als definitie voor een vereniging hanteer ik: ‘Een min of meer regelmatige bijeenkomst van personen waarbij het damspel en eventueel andere spellen worden beoefend. Een bestuur of reglement is aanwezig.’ Zogenaamde ‘kransjes’ en ‘rondjes’ vallen in principe buiten het aandachtsgebied, maar de uitzondering bevestigt de regel.
Na een inleiding schotel ik u een overzicht voor van de verenigingen waarvan het bestaan, of een poging tot oprichting, in de 19e eeuw is aangetoond. In het laatste, en omvangrijkste deel heb ik alle mij bekende teksten en informatie per vereniging (afgesloten september 2018) samengebracht[2]. Hier en daar is van dit uitgangspunt afgeweken:
- Bij 1. horen in principe alle standen die gedurende de ‘collegies’ in 1802/1805 te Amsterdam gegeven zijn. Deze standen blijven voorlopig even ‘out of scope’[3].
- Bij de verenigingen die damtoernooien organiseerden, zoals Ridderkerk, Alblasserdam, Middenbeemster, zijn de verslagen van de toernooien niet opgenomen. Hiervoor verwijs ik naar 'Prijsdammen in de 19e eeuw'. Wel zijn de bronnen die naar de toernooien verwijzen opgenomen.
Verder valt nog te melden dat door de opzet van de gegevens een tekst meerdere malen is opgenomen. Zie bijvoorbeeld: Rotterdam en Amersfoort in 1872.
[2] | De publicaties in een damblad/boek, zoals Het Damspel; Hoofdlijn; Dam eldorado; Schatplichtig aan Caïssa; Historie en Bibliografie, blijven verder ongenoemd. |
[3] | Zie voor alle standen: ‘Het van Emden Dammanuscript 1803-1805’ – 1990; K.W. Kruijswijk |
Met dit artikel hoop ik een basis te leggen/bouwstenen aan te dragen voor nader onderzoek wat, hopelijk, resulteert in een ‘definitieve’ studie over het damleven in Nederland in de 19e eeuw.
Over dammen en schaken in de 19e eeuw
…. Aan ieder huisgezin zal een dambord geschonken worden,
ten einde,
als op de Noord-Hollandsche boerendorpen,
damgezelschappen te doen ontstaan;
maar het kaartspel ,
het verderf van zoo menigen landman in het moederland,
zal men nadrukkelijk weren ….
Uit: Arnhemsche Courant, 01.09.1844 - Mengelwerk. Jongste berigten omtrent de kolonisatie in Nederlandsch Guyana.
… een echte Medemblikker…..
Hij is gezellig van aard en vergadert zeer gaarne,
waarom men dan ook in de stad meer dam-,
schaak- en kaartspelrondjes (kransjes) aantreft,
dan op eenig ander bewoond gedeelte der aarde.
Uit: Algemeen Weekblad (Purmerend), 05.01.1859 Land en Volkenkennis. Een echte Medemblikker. (Door Ome Hein)
Uitgaande van bovenstaande citaten mag men verwachten dat het relatief eenvoudig is om het bestaan van een groot aantal damverenigingen aan te tonen, maar dat valt tegen. Uiteindelijk geven de diverse nieuws-, week-, maand-, dam- en schaakbladen informatie over bijna 50 verenigingen prijs. Vermeldenswaardig is dat in 24 van deze verenigingen ook het schaakbord op tafel kwam. Ter vergelijking: het aantal schaakverenigingen in de 19e eeuw komt op minstens 350, waarvan het merendeel na 1840 is opgericht.
Een belangrijke verklaring voor het geringe aantal damverenigingen ten opzichte van het schaakspel is te vinden in de status van beide spelen:
‘Natuurlijk bestond niet het gehele schakersarsenaal uit dergelijke voorname personages[4],
maar in zijn algemeenheid mag men toch stellen
dat dammen in Nederland de rol van volksspel vervulde
en dat er daarnaast ook geschaakt werd’
Uit: Geschiedenis van het schaakspel – Roosendaal, 1977, J.C. Roosendaal.
Wie zich verder wil verdiepen in het schaak(verenigings)leven in Nederland in de 19e eeuw in al haar facetten kan niet om het boek ‘Het loopt ongenadiglijk mat’ van H.G.J.M. Scholten, uit 1999, heen.
[4] | Opmerking naar aanleiding van de oprichting van de landelijke schaakbond in 1873 waarvan het initiatief uitging van F. Baron van Hogendorp, voorzitter van Discendo Discimus, Den Haag. Overigens betrok de oudste schaakvereniging in Nederland, het Haagsche Schaakgenootschap, opgericht 15.05.1803, haar leden voornamelijk uit kringen rond de regering in Den Haag. |
1800-1845
In dit tijdvak is het damspel populair. Van Emden geeft damles in Amsterdam, het boekje met problemen van Blijdenstijn wordt regelmatig herdrukt, in Alkmaar organiseert men in de periode 1835/1839 vijf damtoernooien, met onder andere de beroemde Aris de Heer als winnaar. Van deze toernooien zijn advertenties en verslagen te vinden in kranten uit Alkmaar, Amsterdam en Haarlem. Het ‘Beemster damgezelschap’ maakt een rondreis door westelijk Nederland.
Gezien de populariteit van het spel voor 1845 mogen we gerust van het bestaan van een ‘flink’ aantal verenigingen uitgaan, maar bewijzen zijn er niet.
De schakers laten meer van zich horen, verenigen zich en schaakboeken verschijnen. Het contrast tussen dammer en schaker komt ook tot uiting in het spelen van correspondentiepartijen met andere schaakverenigingen, ook in het buitenland, waarbij regelmatig om forse bedragen werd gespeeld[5].
[5] | ‘Tweehonderdvijftig jaar correspondentieschaak in Nederland’ - 1991, L.C.M. Diepstraten |
1845-1870
Rond 1845 zien we een enorme opleving van het schaakspel en lijkt het damspel, en dan met name in het westelijk deel van het land, naar de achtergrond te worden verdrongen, terug naar het platteland, café en de huiskamer[6]. Damverenigingen, maar ook damtoernooien en damrubrieken, uit deze periode, buiten Friesland en Groningen om, zijn niet of nauwelijks overgeleverd. Maar het is tevens het tijdvak waarin, volgens overlevering, Aris de Heer en zijn zoon Klaas de scepter zwaaiden.
De schakers kregen rond 1848 het blad Sissa, met een damrubriek in de periode 1854/1857, als podium en ook de invloed van de schaakrubriek in het Algemeen Handelsblad (Amsterdam) mag niet worden onderschat. In 1851 spelen de schakers voor het eerst om het, officieuze, Kampioenschap van Nederland, waarin Klaas de Heer een 6e plaats behaalde.
[6] | Zie het artikel ‘Het verdomhoekje’ door A. v.d. Stoep in het ‘Het Damspel’ van september 2003. Een citaat: ‘Omstreeks 1850 verkeerde het schaakspel in een achterstandpositie. Vijftig jaar later bezit het spel het odium van een diepzinnig, intellectueel spel, en telt Nederland meer schaak- dan damverenigingen. Wat er is gebeurd, bij ons en in de ons omringende landen, is een revival van de middeleeuwse schaakcultuur. Letterkundigen annoteerden bewaard gebleven middeleeuwse handschriften. Historici reconstrueerden de middeleeuwse samenleving met onder meer gebruikmaking van diezelfde literatuur. De geschiedschrijving van het schaakspel maakt zich los van de algemene historiografie en ontwikkelde zich tot een specialisme. De Nederlander Antonius van der Linde, de Duitser Tassilo von Heydebrand und der Lasa en de Amerikaan Willard Fiske, drie eminente geleerden, dolven in de tweede helft der 19e eeuw middeleeuwse bordspelhandschriften op en legden een grondslag voor volgende generaties’. |
1870-1900
Vanaf 1870 neemt het aantal schaakverenigingen, ook al kent het schaken op dit gebied zijn up en downs, snel toe. De schakers beschikken vanaf 1872 over een overkoepelende organisatie, een jaarboekje en later, vanaf 1892, over een maandelijks verschijnend bondsorgaan.
Na 1870 neemt het aantal publicaties over het damspel sterk toe. Dit uit zich in het aantal damverenigingen, veelal nog steeds in combinatie met het schaakspel, maar ook in het uitschrijven van damtoernooien en in de damrubrieken die in de diverse bladen te vinden zijn. Ook zien we dat de beter gesitueerden het damspel weer(?) beoefenen en zelfs sponsoren[7] en zijn er krantenberichten te vinden over de beoefening van het spel op het platteland. De gekregen ‘persvrijheid’ in 1869 speelt hierbij natuurlijk een rol. Na 1895 zien we echter een flinke terugval in de berichtgeving over het damspel, dat waarschijnlijk meer zegt over de organisatiegraad dan over de dagelijkse beoefening van het spel.
[7] | Zie hetzelfde artikel. |
Over de damverenigingen
Onderzoek en geografische spreiding
Het onderzoek, voor een groot deel in de archieven zelf maar ook via de site van de Koninklijke Bibliotheek, heeft zich voornamelijk toegespitst op de provincies Friesland, Groningen, Noord- en Zuid-Holland, Gelderland, Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, en is afgesloten per december 2018. Uit de provincies Drenthe en Overijssel zijn geen berichten over georganiseerd damleven bekend.
Zoals verwacht treffen we de meeste damverenigingen in Noord- en Zuid-Holland aan. Ondanks een zeer rijke damtraditie is uit Friesland[8] geen bericht over verenigingsleven bekend.
[8] | ‘Oer Alles’- 2004, H. Walinga |
Voornaamste bronnen:
- kranten
Zoals we uit het citaat uit het boek van J.C. Roosendaal mogen afleiden was het damspel het spelletje dat thuis en in het café werd gespeeld. De gegoede burgerij zocht zijn heil in een schaakvereniging, maar, gezien het eerste citaat, bestonden er wel degelijk damverenigingen.
De geringere status van het damspel is ongetwijfeld een reden waarom de beoefenaars het niet belangrijk genoeg vonden om naar buiten te treden. Ook speelde een rol dat in de ‘boerendorpen en omgeving’ in het begin van de 19e eeuw zeer weinig kranten verschenen. Deze ‘boerengebieden’ werden pas met de opheffing van het dagbladzegel op 1 juli 1869 ontsloten[9]. Men was voor berichtgeving voornamelijk afhankelijk van de‘stedelijke kranten.
Kijken we naar Noord-Holland, dan zien we dat alleen in Alkmaar[10], Amsterdam en Haarlem vanaf het begin van de 19e eeuw nieuwsbladen verschenen. Het staatje ziet er voor Noord-Holland-boven het IJ verder als volgt uit:
Den Helder | 1843 |
Purmerend | 1854 |
Hoorn | 1855 |
Schagen | 1857 |
Zaanstreek | 1868 |
Enkhuizen | 1870 |
Zijpe | 1879 |
Texel | 1887 |
[9] | De opheffing zorgde er niet alleen voor dat de prijzen omlaag gingen en er meer titels verschenen, maar ook dat een bestaande krant in plaats van 2 of 3maal per week, 6maal per week kon uitkomen. Er was dus ook vanuit de redacties ‘vraag’ naar nieuws. |
[10] | De krant in Alkmaar bestond jarenlang uit slechts 4 pagina’s. |
Informatie over verenigingen blijft echter ook na 1870 schaars. Af en toe duikt er een verdwaalde advertentie op waaruit het bestaan van een vereniging blijkt, of blijkt het bestaan van een vereniging uit het feit dat zij een oplossing instuurde naar aanleiding van een probleem in een schaak- of damrubriek
- Sissa (schaaktijdschrift)
Het schaaktijdschrift SISSA (1847-1874) publiceerde in de jaren 1854-1857 en 1873-1874 damproblemen. Oplossingen werden ingezonden door o.a. Aris en Klaas de Heer, maar op deze wijze traden ook een paar damverenigingen uit de anonimiteit. Daarnaast publiceerde het blad op de achterzijde informatie over verenigingen (al is deze informatie niet altijd betrouwbaar[11]), en gaf zij een boekje uit, 1860, met daarin alle schaakverenigingen en verscheen verenigingnieuws in het blad.
Met het overlijden van B.W. Blijdenstein in 1857 verdween de damrubriek in Sissa, en daarmee een belangrijke bron. In de periode 1873-1874 stuurt de club uit Amersfoort problemen en oplossingen in.
[11] | ‘Het loopt ongenadiglijk mat’, blz. 109 |
Dam- en schaakvereniging
Zoals eerder gesteld beoefende men in meer dan de helft van de 42 verenigingen naast het damspel ook het schaakspel[12]. Mogelijk is dit laatste een overblijfsel uit de tijd van het sociëteitsgebeuren[13] in de 18e eeuw, maar daar staat tegenover dat ook in verenigingen die aan het eind van de 19e eeuw, en zelfs in het begin van de 20e eeuw, werden opgericht zowel het schaak- en dambord op tafel kwam.
Hoe dammers en schakers op dergelijke clubs in de 19e eeuw in de praktijk met elkaar omgingen is nauwelijks bekend. Alleen van ‘Zukertort’, Amstelveen1886, zijn notulen uit de beginperiode overgeleverd en staat het vast dat de competities gescheiden werden gespeeld. Het lijkt erop dat, ondanks het ‘culturele overwicht’ van het schaakspel, de schakers en dammers in de 19e eeuw minder elkaars concurrenten waren, een situatie die we ook bij gecombineerde schaak- en damtoernooien tegenkomen.
Bij de Dam- en schaakvereniging te Tilburg vragen we ons af of men wel schaakte, er is alleen informatie over beoefening van het damspel overgeleverd. Dezelfde vraag, maar dan tegengesteld, kan men stellen bij een groot aantal andere gecombineerde verenigingen.
Bekende dammers waarvan bekend is dat zij lid waren van een schaakvereniging en/of het schaakspel beoefende zijn onder andere: A. de Heer, K. de Heer, H.H. Baudet, W. Fermie, J. Pinedo, C. Stams, R. Heeren, E.G. Dettmeijer en F. Benima.
[12] | Ook zijn er verenigingen bekend waar men naast het damspel het kaart- of dominospel beoefende. |
[13] | ‘Schatplichtig aan Caïssa’ – 1992, R.C.B. Jansen |
Type vereniging
In zijn boek ‘Het loopt ongenadiglijk mat’ maakt H.G.J.M. Scholten op blz. 133 een indeling van de schaakverenigingen in:
Protovereniging | periode 1800/1840 | |
Dorpsverenging | periode 1840/1899 | |
Herenvereniging | periode 1840/1870 | |
Liberale vereniging | periode 1870/1884 | |
Moderne vereniging | periode 1884/1899 | |
Grotestadsvereniging | tijdsonafhankelijk | |
Studentenvereniging | tijdsonafhankelijk |
Deze indeling is, lijkt mij, ook op de damvereniging toepasbaar, alleen al omdat er een aantal gecombineerde dam- en schaakverenigingen bestaan. Toch biedt het gering aantal clubs en de weinige informatie die is overgeleverd het indelen niet eenvoudig. Alleen een diepgaande studie naar het verenigingsleven kan op dit punt licht in de duisternis brengen. Voor het dammen lijkt toch de dorpsvereniging toonaangevend te zijn en al te bestaan vanaf 1840.
Van een aantal leden van de verenigingen uit Alblasserdam, Ridderkerk en Tilburg is aantoonbaar dat zij uit rijke industriëlen bestond.
Naar de studentenverenigingen is geen nader onderzoek gedaan. De aanwezige documentatie in de universiteiten van Amsterdam en Utrecht, en wellicht andere steden, zal ongetwijfeld aanvullende informatie opleveren.
Eendagsvliegen en volhouders
Van de meeste verenigingen zijn maar een paar ‘tekens van leven’ overgeleverd, de meeste verenigingen verdwijnen na een jaar in de nevelen der tijd. Van een klein aantal is een langer bestaan gedocumenteerd al maken de weinige bronnen het lastig om het langdurig bestaan van een vereniging aan te tonen. Voor de club in de Beemster is informatie beschikbaar vanaf 1841 tot en met 1887, al wijzigt de naam een paar keer, en zij spant qua levensduur natuurlijk de kroon. Dat alle berichten betrekking hebben op dezelfde vereniging valt niet te bewijzen, maar lijkt zeer goed verdedigbaar.
De situatie in Amersfoort in de periode 1872/1876 is onduidelijk: is er één damvereniging en/of een gecombineerde schaak/damvereniging? Op basis van informatie van E.G. Dettmeijer en andere bronnen is hier gekozen voor 1 vereniging. Een andere situatie doet zich voor in Nijmegen, twee berichten, een tijdsspanne van 8 jaar. Ook hier is, gevoelsmatig, gekozen voor 1 vereniging.
Op naar de 20e eeuw
De twee grote clubs uit de 19e eeuw, Beemster en Tilburg, zijn zeer actief qua organisatie en treden regelmatig naar buiten, maar leggen toch kort voor de eeuwwisseling het loodje.
Uiteindelijk zijn er maar drie verenigingen uit de 19e eeuw die ook in de 20e eeuw actief zijn: Palamedes uit Gouda; Zukertort uit Amstelveen en Constant, Rotterdam, al valt niet uit te sluiten dat de vereniging in Waddinxveen dezelfde is die ook in 1903 en 1906 wordt genoemd[14].
In Gouda en Amstelveen beoefende men echter ook het schaakspel. Het merkwaardige feit doet zich voor dat de damwereld in 1906 geen weet lijkt te hebben van de club in Amstelveen, waar rond 1912 de laatste damcompetitie is gespeeld. De dammers in Gouda splitsen zich eind 1907 af nadat de club vanaf 1897 weinig actief was. Constant vierde in 1999 het 100-jarig bestaan en is in 2002 een samenwerkingsverband aangegaan met Charlois, Rotterdam.
[14] | Zie hiervoor: 'Damclubs 1899/1906' en 'Excelsior Waddinxveen' op deze website |
Overzicht verengingen 1800-1899
In onderstaand overzicht hebben de genoemde jaartallen betrekking op de oprichting/opheffing of eerste/laatste vermelding (laatste kolom). Een viertal verenigingen zijn met een ‘x’- gecodeerd. Voor X1,2 geldt dat er geen bronnen uit de 19e eeuw beschikbaar zijn en daardoor de datum niet kan geverifieerd; voor X3,4 geldt dat zij waarschijnlijk geen bestuur kenden. Zij zijn echter opgenomen de informatie voor velen onbekend zal zijn en omdat het voorlopers van ‘Constant’ zijn.