Periode 1890 t/m 1899
Over de periode en toernooien
Het aantal wedstrijden neemt in het begin van de jaren negentig fors toe, Groningen meldt zich ook weer aan het front. Het echte uitzoekwerk moet daar nog plaatsvinden, maar een voorlopige concusie is toch dat na Schagen1895/mrt het landelijk stil lijkt te vallen; we zien alleen in Groningen, toernooien met meerdere spelletjes, en rond Enkhuizen nog de nodige activiteiten plaatsvinden.
Bijzonder is in ieder geval de eerste wedstrijd in Limburg… Vught heeft de primeur, een stad waarin begin jaren negentig ook pogingen zijn geweest om een club op te richten en in Enzinge1890 (Gr) weet een dame het toernooi te winnen!
In het tijdvak 1890/95 zie we dat Rotterdam de toon zet op nationaal gebied. De Rotterdammers organiseren twee kampioenschappen, in 1893 en 1894, die allebei door de al op leeftijd zijnde E.J.B. van Vught, een speler die altijd hoog eindigde in een N.K., werden gewonnen.
Naast deze twee N.K.’s zien we een opleving in het noorden van Noord-Holland. Texel keert terug op de kaart en verder speelt men in Schagen, Alkmaar en rondom Hoogwoud. De toernooien in het dammekka Middenbeemster, 1892 en 1895, nemen in belangrijkheid af.
Na maart 1895 zijn er alleen nog duidelijke activiteiten waar te nemen in Groningen rond Winschoten en in de kop van Noord-Holland, waar W. Vijn een hoofdrol blijft spelen. Er is duidelijk sprake van een landelijk verval: zelfs de N.K. Harmonie en de Zouaven Broderschap in Tilburg geven er de brui aan en in Friesland vonden in de periode 1895/1899 slechts 4 toernooien plaats[1].
Ongetwijfeld spelen de sociale veranderingen en landbouwcrisis in dit proces een belangrijke rol, maar deze zou toch geen vat mogen hebben op toernooien in de grotere steden Amsterdam en Rotterdam. Maakte de bevolking zich op voor de 20e eeuw en veranderde het leefpatroon en de sociale verhoudingen dusdanig dat het damspel met een minder prominente rol genoegen moest nemen?
De teruggang valt ook af te lezen in het feit dat de toonaangevende clubs in zowel Middenbeemster als Tilburg het einde van de eeuw niet halen.
Toch lijkt deze laatste periode een vruchtbare bodem te zijn voor het ontstaan van de clubs Constant, Rotterdam(1899) en V.A.D, Amsterdam (1900). Het damleven in de steden rukt op, het damleven op het platteland valt stil. Blijkbaar was deze mindere periode voor de damwereld nodig om daarna in alle hevigheid te ontluiken waarbij Rotterdam en Amsterdam het voortouw nemen en men de ‘oude’ damregios’s door een aanvalsplan in 1906 weer aan het dammen wist te krijgen.
Over de periode en toernooien
Het aantal wedstrijden neemt in het begin van de jaren negentig fors toe, Groningen meldt zich ook weer aan het front. Het echte uitzoekwerk moet daar nog plaatsvinden, maar een voorlopige concusie is toch dat na Schagen1895/mrt het landelijk stil lijkt te vallen; we zien alleen in Groningen, toernooien met meerdere spelletjes, en rond Enkhuizen nog de nodige activiteiten plaatsvinden.
Bijzonder is in ieder geval de eerste wedstrijd in Limburg… Vught heeft de primeur, een stad waarin begin jaren negentig ook pogingen zijn geweest om een club op te richten en in Enzinge1890 (Gr) weet een dame het toernooi te winnen!
In het tijdvak 1890/95 zie we dat Rotterdam de toon zet op nationaal gebied. De Rotterdammers organiseren twee kampioenschappen, in 1893 en 1894, die allebei door de al op leeftijd zijnde E.J.B. van Vught, een speler die altijd hoog eindigde in een N.K., werden gewonnen.
Naast deze twee N.K.’s zien we een opleving in het noorden van Noord-Holland. Texel keert terug op de kaart en verder speelt men in Schagen, Alkmaar en rondom Hoogwoud. De toernooien in het dammekka Middenbeemster, 1892 en 1895, nemen in belangrijkheid af.
Na maart 1895 zijn er alleen nog duidelijke activiteiten waar te nemen in Groningen rond Winschoten en in de kop van Noord-Holland, waar W. Vijn een hoofdrol blijft spelen. Er is duidelijk sprake van een landelijk verval: zelfs de N.K. Harmonie en de Zouaven Broderschap in Tilburg geven er de brui aan en in Friesland vonden in de periode 1895/1899 slechts 4 toernooien plaats[1].
Ongetwijfeld spelen de sociale veranderingen en landbouwcrisis in dit proces een belangrijke rol, maar deze zou toch geen vat mogen hebben op toernooien in de grotere steden Amsterdam en Rotterdam. Maakte de bevolking zich op voor de 20e eeuw en veranderde het leefpatroon en de sociale verhoudingen dusdanig dat het damspel met een minder prominente rol genoegen moest nemen?
De teruggang valt ook af te lezen in het feit dat de toonaangevende clubs in zowel Middenbeemster als Tilburg het einde van de eeuw niet halen.
Toch lijkt deze laatste periode een vruchtbare bodem te zijn voor het ontstaan van de clubs Constant, Rotterdam(1899) en V.A.D, Amsterdam (1900). Het damleven in de steden rukt op, het damleven op het platteland valt stil. Blijkbaar was deze mindere periode voor de damwereld nodig om daarna in alle hevigheid te ontluiken waarbij Rotterdam en Amsterdam het voortouw nemen en men de ‘oude’ damregios’s door een aanvalsplan in 1906 weer aan het dammen wist te krijgen.
[1] | Oer alles – 2004, H. Walinga, blz. 56/57. |